„Aan het geloof onzer vaderen verzaken.” spraken de echtelieden, „dat is onmogelijk” en de droefheid verstikte hun stem, zij weend n bitter; ’t was de slag der genade. Hun kind moest gered worden, er mocht niet worden getalmd, zij mochten voor het offer niet terugdeinzen. Zij besloten dan, de jeugdige zieke naar het gezegend heiligdom te brengen, terwijl zij rechtzinnig beloofden christen te worden zoo hunne wenschen werden vervuld. Zij vertrekken daags daarna en ondanks de vermoeienissen der reis en den langen weg, blijft het kind in leven. Het hart der arme ouders sloeg tot brekens toe, toen zij de muren van het heiligdom in het oogen kregen ... Zij treden binnen en hun blik zoekt het beeld van den H.Jozef, temidden der bloemen waarmede op dit feest zijn heiligdom versierd is. Zij plaatsen het kindop het altaar en met het geloof van den honderdsten man van het Evangelie zeggen zij: „Groote God der christenen, gedenk uwe belofte en geef ons onze beminde dochter terug. Neem ons gebed goedgunstig aan, wij bidden er U om in naam en door de voorspraak van den goeden H. Jozef wiens macht en goedheid men ons heeft leeren kennen.”

De maagdelijke Bruidegom van Maria verhoorde het gebed, ingegeven door het geloof dat bergen verzet. Het kind opende de oogen, richtte ze op hare moeder en glimlachte zoet. Dronken van blijdschap, nam de vader zijne dochter op en plaatste haar op den vloer van het heiligdom. Indou Rani begint aanstonds te loopen, en, het water ziende, dat bij de kapel vloeide, sprak zij: „Moeder, ik wil van dat water hebben, laat mij drinken.” Er viel niet aan te twijfelen, het mirakel was voltrokken ... De H. Jozef had hun wensch vervuld en Indou Rani aan hunne liefde teruggeschonken. Blijdschap kwam weder in het huis en de staat van zwakte der jonge genezene verdween weldra geheel.

Al de bloedverwanten werden uitgenoodigd, deel te komen