niet voorbijgaan, wier tegenwoordige directeurs in toewijding en werkzaamheid wedijveren onder hunne landgenooten, die tot heden het werk der H. Kindsheid eenigszins schenen te verwaarloozen, en het tot zulken bloei hebben gebracht, dat vrij mag gehoopt worden, hetzelve daar voortaan grooten voortgang te zien maken.

Andere landen zouden insgelijks moeten worden vermeld, wier opbrengsten wel niet merkelijk vermeerderd zijn, maar die hun vroegeren rang met eere ophouden en ons sedert verscheidene jaren telkens een zeer overvloedige gift aanbrengen. Onder die landen noemen wij, in de nieuwe wereld : Canada, de Vereenigde Staten en de meeste republieken van Zuid-Amerika. Voor Europa halen wij slechts aan de dioceezen van Straatsburg en Mets, die zich reeds zooveel jaren zeer edelmoedig betoonden jegens ons Genootschap.

Blijft nog een land over, welks toestand, zooals men gemakkelijk begrijpt, geheel bijzonder Onze aandacht trekt. Frankrijk heeft zijn bijdragen wel zien toenemen, maar slechts met 2.000 frank. Dit is zeker zeer weinig om den rang weder in te nemen, waarvan het zoo snel en zoo droevig, een tiental jaren geleden, daalde. Zonder twijfel bestaan nog altijd de oorzaken van deze schielijke daling, ten minste voor het grootste deel. Men moet er echter de gewichtigheid niet van overdrijven. Wij willen hier niet herhalen, wat wij reeds meermalen zeiden, namelijk, dat, hetgeen vroeger in de scholen en op Katholieke pensionaten geschiedde, heel goed, en mogelijk nog gemakkelijker, en met beteren uitslag kan worden voortgezet in de kerken, in den catechismus en bij jaarlijksche feesten van het Genootschap; en, dat het stuivertje, uitgetrokken op het speelgeld der kinderen, zoo men dat op onze kas afkortte, het bedrag voor den openbaren dienst of andere instellingen, die de tegenwoordige toestand noodig maakt, niets zou doen aangroeien. Wij willen daarover thans maar een