J. M. J. Fr.

Luanfu 22 Sept. 1913.

GEACHTE REDACTIE.

Bij deze zend ik U ons jaarverslag. Op menig punt is, vergeleken bij het vorig jaar vooruitgang te merken, ook het werk der H. Kindsheid blijft steeds zegenrijke gevolgen dragen. Van de bijna 900 kinderen die gedurende het jaar 1912—1913 op kosten der H. Kindsheid langer of korter tijd zijn gevoed, zijn er ruim 300 den hemel binnengegaan, wat niet te verwonderen is, als men ziet, in welken toestand ons de kinderen gebracht worden ; daarbij heeft dit jaar een kwaadaardige pokziekte en buikloop veel slachtoffers onder de kinderen gemaakt. Verder zijn 84 kinderen door hun voedsterouders als kind aangenomen, voor welke kinderen wij voortaan geen geldelijke ondersteuning meer behoeven te geven. Zoo bleven er op 15 Juli, den dag waarop wij ons jaarverslag eindigen, nog ruim 500 kinderen over, voor welke wij te zorgen hebben. In den loop van het jaar 1913—1914 zal dit getal weer met menig kleintje vermeerderd worden.

Het is verwonderlijk, hoe de voedsters over het algemeen zich aan de kinderen hechten, die zij ter verzorging krijgen. Zooveel mogelijk geven wij de kinderen steeds aan christelijke voedsters: maar dit is niet altijd mogelijk, en zoo zijn wij gedwongen nu en dan heidensche voedsters te zoeken, bij welke zij echter niet langer blijven dan den tijd dat zij de moederzorg niet kunnen ontberen: dus als de kinderen zoowat twee jaar oud zijn. Maar dan kost het soms groote moeite de kinderen er weg te nemen ; en dit is de reden geweest, waarom menige heidensche familie liever besloot christen te worden, dan het kindje dat hun was toevertrouwd, te moeten missen.

A.

12