gaven onderwijs aan de meisjes, de Zusters van Breda verpleegden de zieken en melaatschen, de Praters van Tilburg onderwezen de jongens en nu is de Missie van Curagao, ofschoon nog altijd missieland, toch een geheel Katholiek land, waar der bevolking den H. Roomschen godsdienst belijdt en zoo goed mogelijk beleeft.

De bewoners hebben dan ook niets van wilden. Integendeel, ’t is een ordelijke, vredelievende beschaafde bevolking, bijna gelijk aan die van Europa, behalve de kleur. Evenals in Europa en overal, is er kaf en koren, maar het koren heeft toch rijkeljjk de overhand.

De jeugd wordt er opgeleid als in Nederland, geniet gewoon lager onderwijs en voor degenen die meer willen weten en het betalen kunnen, zijn er scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs.

De jongelui zijn niet altijd dezelfde als in Nederland. In onze streken is o. a. de ezelsport, het ezelrijden nagenoeg onbekend, maar in Curagao is dat geheel anders ; daar ziet men zooveel ezels als in Nederland fietsen. Wielrijden gaat daar heel moeilijk; het is er te heet voor en de wegen gaan bergop, bergaf. En bergaf met een goede fiets en een sterke rem gaat nog wel, maar bergop ? Dat is paardenwerk. Daarom laat men het bergbeklimmen maar liever over aan de vieve, vlugge ezeltjes, die er met honderden zijn.

Stel u zoo’n ezel niet voor als een koppig schepsel, zooals ze in Nederland den naam hebben. Mis hoor! In Curagao loopt een ezel een rijtuig met twee paarden, flink voorbij. Zie maar eens op het bijgaand plaatje. Hoe fier als cavalleristen zitten de jongens op hunne fraai gevormde beestjes, die maar met moeite worden ingehouden en die vooruit willen om in galop den grooten weg op te vliegen. Maak u ook maar niet bang.