gewoonten en het karakter der negers, zei mij eens : „Men moest eene wet maken, die de inboorlingen verplichtte hun kinderen voor den tijd van tien jaar aan de missionarissen af te staan. Indien ik daartoe de macht bezat, zou ik u vragen er hier aanstonds mee te beginnen en nooit aan uwe pupillen toe te staan hunne dorpen te bezoeken. Op die wijze zouden we menschen krijgen.

BESLUIT

Die wet is niet gemaakt en zal ook nooit gemaakt worden. Doch de missionnaris zal met alle middelen, die hem ten dienste staan, voortgaan de arme negertjes tot zich te trekken. Hg zal strijden tegen de moeilijkheden van alle soort en zich gelukkig en goed beloond achten voor zijn moeiten, wanneer hij de schoonste bloemen van Christelgke deugden zal zien ontkiemen op een terrein, dat men eerst voor absoluut onvruchtbaar zou hebben gehouden. De uitkomsten zijn misschien niet zooals de missionaris gedroomd had, toen hij nog in Europa was en de moeilijkheden niet kende, die hem in Afrika wachtten. Een wonderbare vischvangt, met groote volle netten, zóó was waarschijnlijk zijn droom ; en dikwijls is hg veroordeeld om nederig met den hengel te visschen. Daar de kleine visch echter vrg regelmatig bijt, waarom zich beklagen ?

Overigens de groote huidige moeilijkheden zullen in de toekomst verdwijnen, zoodra er een goede kern van christen huisgezinnen zal zijn.

Ik hoop, dat de jonge Europeanen ook medelijden zullen hebben met het negertje van Afrika, dat even ongelukkig is als het Chineesche weeskind.

J. B. Loubière, 8. J.