Op de strafplaats aangekomen hieuw Mkadjanga den veroordeelden Mathias beide handen en voeten af en liet ze onder zijn oogen roosteren. Daarna legde de beulsknechten hem met het aangezicht ter aarde en rukten hem toen stukken vleesch uit het lichaam. Al deze gruwelijke folteringen ontlokten dezen heldhaftigen christen geen enkele klacht.

De beulen riepen al hun kunst ter hulp, om het bloedverlies tegen te gaan en alzoo den Martelaar een langen doodstrijd te bereiden. Zij slaagden daarin maar al te wel, want men heeft ons verteld, dat slaven, die drie dagen daarna riet gingen snijden, langs de martelplaats komend, een stem hoorden, die hen riep. Zij kwamen nader. De stervende smeekte om wat drinken, maar op het gezicht van dat lichaam, zoo afgrijselijk verminkt, sloegen ze op de vlucht en lieten hem zijn offer volbrengen, in dezelfde verlatenheid, waarin de Goddelijke meester zonder eenige verlichting het Zijne voltrok.

Men zegt, dat de hyena’s en de roofvogels zijn lichaam hebben geëerbiedigd, en dat het door de zon zou zijn uitgedroogd. Wij hebben hierover echter tot nu toe geen zekerheid kunnen verkrijgen.

Lucas werd onthoofd.

Terwijl de beulen bezig waren, met Mathias te folteren, ging een bende plunderaars naar zijn woning, om het weinige, dat hij bezat, te rooven en zijn vrouw en kinderen en de christenen, die bij hen waren, mee te voeren.

Onder deze laatste was ook Noé Mwaggali, een jonge man, pas sinds eenige maanden gedoopt. Hij onderscheidde zich door zijn zachtheid van karakter en zijn innige godsvrucht. Zijn chef Mkwenda had veel met hem op om zijn bedrevenheid in het pottenbakken, maar uit vrees voor den toorn van den koning, leverde hij hem uit aan de plunderaars, die hem met hun lansen doorstaken. Zijn zuster, die in de bananerij aan het werken was, verborg zich, toen ze gewapende mannen zag aankomen en kwam uit haar schuilhoek niet te voorschijn,

A.

8