En toen ik hem ook buiten de school in de gaten begon te houden, zag ik al gauw, hoe beleefd, vriendelijk en dienstvaardig hij jegens iedereen was.

Eindelijk had ik het in mijn kennis van de taal zóó ver gebracht, dat ik de zorg van een onzer buitenscholen op me kon nemen. Om mij te vergezellen en mijn prulletjes te dragen mocht ik een knaap nemen naar verkiezen. Je begrijpt, dat ik Willem koos. De jongen was niet groot van stuk, maar zooveel te knapper was hij van hoofd. Ja, hij kon soms zelfs al zoo verstandig praten en doen, dat men zou meenen een volwassen man vóór zich te hebben. Ook kon hij het heel goed hebben, dat het anderen voor den wind ging ; jaloezie kende hij heelemaal niet. Ook was hij vroolijk en opgeruimd van karakter, maar legde toch ook soms een bedaardheid aan den dag, die zijn jaren ver te boven ging.

Het duurde dan ook niet lang, of wij vatten het plan op, van Willem een onderwijzer te maken, een die in staat zou zijn om in onze buitenscholen dienst te doen.

Zoo gebeurde. Na korten tijd was Willem zóó ver, dat hij als hulp aan een ouderen onderwijzer kon worden toegevoegd. Wel was hij klein gebleven van gestalte, maar zijn bekwaamheid en deugd vulden dat gebrek ruimschoots aan, zoodat iedereen hem hoogachting en eerbied toedroeg. Geen wonder dus, dat hij vóór de klas een goed figuur maakte ; ja, ik hoorde wel eens zeggen, dat de kleine Willem geleerder was dan de eigenlijke onderwijzer zelf, en dat het vooral aan hem te danken was, dat de klas zoo goed vooruitkwam. Hiermee wil niet gezegd zijn, dat de grootere en oudere niet goed z'n best deed ; maar 't gebeurt wel eens, dat minder begaafde mannen in de missie een school moeten leiden. Het komt overigens niet altijd op het veel weten en op boekenwijsheid aan, maar op goeden vHI en praktisch inzicht.

In den kleinen Willem had zelfs de heidensche sultan