kindje? Hij vloog het bed uit, snelde naar de deur en trad buiten. Daar zag hij bij ’t schijnsel van de maan een hulpeloos menschenkind op de steenen stoep voor z’n huis liggen. Drie honden, die er uitgehongerd uitzagen, stonden er bij en snuffelden aan het arme schepseltje. Reeds beten ze toe, maar de missionaris sprong er op af en joeg met schoppen en stooten de vraatzuchtige dieren weg. Toen nam hij het kermende kind op en droeg het in z’n kamertje. Ocharm, de honden hadden al diepe wonden gebeten in de beide beentjes, en ze zouden het wichtje zeker levend verslonden hebben, als de missionaris ze niet verjaagd had. Omdat hij elk blik vreesde, dat het kind sterven ging, doopte hij het en gaf het den naam Agnes. Zoo was de ziel van ’t kind voor den hemel gered. Wat er van ’t lichaampje van ’t wichtje terecht zou komen, moest hij afwaehten. De arme heiden had in zijn vertwijfeling z’n kind op de stoep vóór het huis van den missionaris gelegd en hem zóó gedwongen, het kind te behouden.

De pater verzorgde het kind zoo goed hij kon, maar Onze Lieve Heer zou spoedig die zorg voor hem overnemen. Het bezat maar een vonkje leven meer en na vijf dagen was ook dit vonkje uitgedoofd. De goede God stuurde een engel om het kind naar den hemel te halen. Daar is het toen zelf een engeltje geworden en bidt voor den missionaris, die het door het heilig doopsel de poort van den hemel geopend heeft.

DENK ER AAN !

Snoepjes, die door ’t keeltje gaan.

Smaken.... nou, wat heb je er aan?

Als het op is, is ’t gedaan!

Maar ’t goed, dat immeraan

Hier voor Jezus wordt gedaan.

Blijft in eeuwigheid bestaan.