Bij de Chineezen vooral, ook bij de Japanners is het eene gezochte lekkernij; zij komt na gedroogd, gerookt en met specerijen toebereid te zijn op feesten ter tafel als eene toespijs, en zal dan ook wel zeer smakelijk zijn, anders zouden de Chineezen, die ook houden van vogelnestjes en haaivinnen, er niet zoo verlekkerd op wezen !.. ..

Heeft U die lekkernij al eens gegeten. Pastoor, en hoe smaakt dat goedje? vraagt mij misschien eene nieuwsgierige lezeres.

Antwoord: Bij mijn weten niet. Misschien wel en misschien ook niet; want men krijgt hier zooveel raar en vreemd goedje bij de rijsttafel, dat het best mogelijk is,- dat er ook wel eens tripang bij is geweest. Ik pas gewoonlijk voor die saté’s en sambals : ze zijn allen zoo heet gepeperd met «lombok sètan» dat mond en gehemelte U verbranden en er zit gewoonlijk zoo’n benauwd luchtje aan, dat ik ze maar liever laat voorbijgaan.

Haaivinnen en vogelnestjes ken ik beter, d. w. z. van het zien, van mijne vroegere dienstreizen naar Lamelara op Lomblen. Aldaar heb] ik wel eens vogelnestjes geproefd; maar dat valt erg tegen; dat smaakt naar vischlijm, op z’n best naar Maastrichtsche vermicellie.

Tripang wordt gevangen met de hand, als ze bij ebbe achterblijft op het koraalrif; anders wordt ze geharpoeneerd op 1 a 2 Meter diepte. Is er heel veel bij elkaar, dan duikt de visscher even onder water, om een heelen arm vol mee naar boven te brengen. Aan de kanten van Ambon maakt men ook wel gebruik van een net. Levend heeft de tripang eene wit-geelachtige kleur, want de huid is als van een harde blaas. Na gevangen te zijn wordt de tripang aanstonds opengesneden, zoodat het vuil kan wegloopen; vervolgens wordt ze gekookt om bederf te voorkomen; daarna wordt ze boven een vuur of in de zon gedroogd. Gedroogde tripang is donkerbruin van kleur, bij het zwarte af en ze droogt voor tweederden in.

De waarde van de beste en fijnste soort, bijv. van de kusten van Nieuw-Guinea, is f. 250 de pikol, d. i. ongeveer 150 pond;