hem nooit vergeefs komen aankloppen. Zijn groote gaven en talenten, zijn verheven hoedanigheden heeft hij weten dienstbaar te maken aan de ééne groote zaak, die hij hooger acht dan zich zelven; hij heeft de beteekenis van zijn leven gezocht in de verwezenlijking van die ééne groote gedachte.

Spr. acht. zich gelukkig de vertolker te mogen zijn van de liefde en dankbaarheid van de leerlingen van dit Weezengesticht. En moge de band, welke hier allen verbindt, steeds vaster worden toegesnoerd door het vereenigingsleven, waartoe de kiem reeds gelegd is in het plan voor een Bond van oudpupillen. Daarna bracht spr. nog hulde aan het Bestuur voor zijn kloek beleid en eindigde met den wensch;

„Moge het Weeshuis groeien en bloeien velen ten zegen; mogen de Eerwaarde Broeders, die we van ganscher harte geluk wenschen met hun schoonen werkkring, die kan wedijveren met de beste scholen van Java, naast godsdienstzin de zucht naar kennis opwekken, mogen zij de vermogens van van den geest ontwikkelen, het karakter vormen en door een schat van degelijke kennis en edele grondbeginselen de jongens wapenen tegen den strijd des levens.

Moge het Gesticht in de toekomst de rijkste vruchten afwerpen en mogen allen dankbaar met mij instemmen : Hulde, liefde en dank aan de groote mannen, die geen lauwerkrans vlochten om eigen slapen, maar die de beteekenis van hun leven gezocht hebben in den* bloei dezer grootsche inrichting”. (Applaus).

Nu kwamen weesmeisjes van het gesticht op Gedangan op het podium, netjes in rijen geschaard en allen in het wit gekleed. Eén weesmeisje trad naar voren en droeg zonder haperen, G. Jonckbloet’s «Ik ben met u alle dagen tot het eind der wereld» voor, waarna de weesmeisjes den psalm van I. Tiel uit «Geloofd zij Jesus Christus» zongen.

Rede-Hoevenaars

Toen trad de Directeur van het Weeshuis, Pastoor F. J. Hoevenaars, naar voren, die ongeveer het volgende zeide;