waren geen vijanden meer, ja zelfs toonden zij zich bereid hunne kinderen .voor de schooltjes af te staan.

Het hoofdgebouw, waarin de pastoor in allen eenvoud ons eenige typeerende bijzonderheden van zijn eersten missionaristijd verhaalt, bestaat uit 2 verdiepingen en bevat, behalve eenige kamers voor paters en broeders, spreekkamers en refter, daarboven recreatiekamer en bibliotheek. Het is een flink steenen gebouw, dat voltooid werd in '1916. Het huis, dat de pastoor betrok in 1896 stond op deze plaats en was niet meer dan een op djati-houten palen rustend dak met bamboe- Naar gelang er geld voor aanwezig was, werden de eerste jaren de bamboewanden vervangen door steenen muren: ook de bamboe-kamerarschutting onderging hetzelfde lot, zoodat het huis na eenige jaren voor een Europeaan dragelijke woning werd. Dezelfde wijze van verbetering en uitbreiding werd gevolgd bij den eersten uitbouw om den jongens een behoorlijke slaapgelegenheid te geven. Geruimen tijd reeds was de achtergalerij van het huis ‘voor slaapzaal ingericht; een bamboewand sloot de frissche nachtlucht af; houten ambens en een hoofdkussen vormden het nachtleger van de Moentilansche leerlingen. De bamboebewanding was echter zoo slecht, dat men somtijds ’s morgens tot de ontdekking kwam, dat de hand van een dief zich, door de vele openingen, van de kleine kostbaarheden der jongens, ja zelfs van jassen en bebeds had meester gemaakt. Gelukkig kwam door een steenen muur ook aan dit euvel een einde. Doch het aantal jongens breidde zich uit en de pastoor kon ze onmogelijk meer in zijn voormalige eetkamer onderbrengen; er moest dus gebouwd worden, maar waarvan? Geld voor een steenen gebouw was er niet. Het eerste systeem om met bamboewanden te bouwen werd weer toegepast en zoo verscheen de eerste slaapzaal, thans de plaats waar de congregatiekapel is, met 4 bamboebewandingen. Achtereenvolgens verdwenen deze bamboemuren, wanneer er voldoende middelen waren om er een door een steenen te vervangen.

Zoo was de eerste tijd een tijd van tobben en zorgen. De teleurstellingen bleven niet uit. Personen op wie de pastoor zijn hoop had gevestigd, keerden hem den rug toe en verkozen hunne vroegere Mohammedaansche vrijheid boven de plichten, die het Christendom den mensch oplegt.