legercommandant van Holland moet het met een derde daarvan doen. „Heilig Indië”!

INGANG VAN DEN NIEUWEN PASSAR IN HET CHD NEESCHE KAMP (zie bladz. 15) luidt het onderschrift bij de tweede foto. U weet toch dat „passar” zooveel beteekent als markt? Tls een tweelingszusje van ’t woord „bazar”, beide van Perzischen oorsprong. Eigenlijk is de ingang op die foto niet te zien; hij loopt tusschen die twee stompe vierkante gebouwtjes in. Een wandeling over zoo’n passar is anders wel interessant. Ge vindt er de Indische wereld in ’t klein, vooral wat voedingsmiddelen aangaat: rijst natuurlijk, allerhande groenten (hier op ’t gebergte ook veel Europeesche), aardappelen, vruchten, visch,- vleesch, ja wat al niet? In de morgenuren vooral heerscht er een prettige drukte, overigens zonder geschreeuw of lawaai. Daar moet de Oosterling hier niets van hebben.

Willen we eens even de vleeschhal inloopen? Hé, waaromi hebben sommigen van die inlandsche verkoopsters een soort kant om ’t hoofd? Omdat ze in Mekka geweest zijn, dus vrouwelijke hadji’s, een soort aureool van mohammedaansche heiligheid.

Nog even overwippen naar de tegenoverliggende vischhal? Lieve hemel, wat een massa goudvisschen in die gecementeerde bakken! Nogal welletjes, vindt U niet? Maar waar dienen die allemaal voor? Hóuden de inlanders er hier dan glazen bollen op na met goudvisschen erin ? Geen haar van hun hoofd dat er aan denkt, zelfs ooit gedacht heeft. Ze dienen eenvoudig om opgepeuzeld te worden. Duizenden en duizenden, die na kennismaking met vuur, hier dagelijks in menschelijke magen verdwijnen. En zooals U ziet, zijn er tamelijke kanjers bij. Zelfs hier en daar haast zoo lang als de onderarm van een volgroeid mensch. Maar is dat geen dure affaire, zoo’n goudvischeterij? Ik zou er me in Holland niet graag aan wagen. Valt mee, valt zelfs erg mee; je betaalt er nog minder centen voor dan bij U kwartjes. Jan en alleman gaat er dan ook mee strijken. Ja, al gaat deze visch in ’t goud gekleed, als visch voor de tafell wordt hij als een der minste onder de broeders gerekend. Daaruit! blijkt, dat de kleeren niet alleen niet den man, maar ook zelfs den visch niet maken. En toch, wat er al getobd wordt, om te pronken in mooie kleeren, niet door de stomme visschen, maar door derf met verstand begaafden mensch!