blanke gedood, dan was er geen blanke, van welk vaderland ook, nog veilig, want iedere Indiaan achtte zich gerechtigd, de schuld voor dezen moord aldus door den moord op een blanke op te eischen. Tot zulke rechtvaardigheidsideeën heeft het gevoel van saamhoorigheid bij die stammen geleid.

Dat bracht ook nu het reisgezelschap van Pater de Smet in gevaar. Reeds werd alarmsignaal gegeven, dat de overval beginnen zou. Doch aanstonds vertoon! zich Pater de Smet, en alle Ponkahs tegelijk roepen verrast en nieuwsgierig: „De zwarte rok komt, de zwarte rok komt.” Men staakt den overval, en de opperhoofden vragen uitleg. Wat reeds gestolen is, wordt teruggegeven, en iedereen staat vol eerbied, den missionaris aan te zien. Hoewel hij nog nooit dat volk heeft bezocht, in zijn naam' en zijn verschijning toch reeds in staat, de opgewonden hartstochten te kalmeeren, en woeste moord- en plunderzucht om te scheppen in eerbied voor het priesterkleed. Zoo is het te verklaren, dat Pater de Smet voor zijn Indianen leefde, en de Indianen wederkeerig voor zijn invloed toegankelijk bleken.

Als de eerste verrassing voorbij is, naderen de meer dan zeshonderd Ponkahs om Pater de Smet ieder afzonderlijk de hand te drukken. Na deze langdurige ceremonie brengen de Ponkahs hun vijanden en slachtoffers, van daarstraks met Pater de Smet aan ’t hoofd in triomf naar de plaats die zij voor ’t kampeeren hadden uitgekozen. Pater de Smet houdt daar een kleine uitdeeling van tabak, die gretig en met hooge waardeering wordt aangenomen. Weldra rookt men de vredespijp, die van de Ponkahmonden overgaat naar die der blanken, en zoo heel de rij langs, terwijl ondertusschen de wilden zich in hartelijkheid uitputten tegenover de blanken.

Midden in dien kring spreekt Pater de Smet, nu eens met 'de opperhoofden, dan weer met de onderdanen. ledereen voelt, Idat hij de man |is, die hier vrede in plaats van oorlog bracht; erj Pater de Smet zelf dankt intusschen de Voorzienigheid, dat woeste Indianenharten, die zooveel van de Paradijsonschuld verloren hebben, toch nog zoo grooten eerbied hebben bewaard voor Gods afgezant.

Dat waren de eerste resultaten eener ontmoeting, die met zooveel schrik werd afgewacht. Doch de goddelijke Voorzienigheid had nog verdere plannen. Reeds nu wilde zij daar