Wij hebben de reis mogen doen op een prachtige boot van de „Rotterdamsche Lloyd”, een echt modern schip, van alle gerieflijkheden voorzien. Onze boot, de „Insulinde”, was 150 meter lang en 18 meter breed en doorkliefde dank zij die groote afmetingen, de zee zoo vast en kalm, dat het den opvarenden was, als zaten zij rustig te huis. Daarbij kwam, dat wij van Batavia tot Rotterdam aan één stuk door, zeldzaam kalm weer hadden, zelfs in de beruchte golf van Biscaje, waarin zoovele zeevarenden hun graf hebben gevonden. Wij zijn den goeden God dan ook oprecht dankbaar voor een zoo mooie en voorspoedige reis.

Slechts één ongeval hebben wij te betreuren gehad, nl. het overlijden van een uit Indië terugkeerenden fuselier. Nadat wdj Zaterdag 17 April ’s middags om 1 uur in den Indischen Oceaan het eiland Mimikoi gepasseerd waren, werd ik ’s nachts om half twaalf, terwijl alles aan boord in diepe rust lag, door den scheepsdokter geroepen bij gezegden fuselier, lijdende aan longontsteking. De man was Katholiek en telde nauwelijks 25 jaar. Ik trachtte hem te doen begrijpen, dat zijn ziekte een doodelijken afloop kon hebben en dat hij goed deed de laatste H.H. Sacramenten te ontvangen. Eerst wilde hij er niet van weten: zóó erg was ’t niet met hem gesteld, meende hij; bij zijn aankomst in Holland zou hij nog tijd genoeg hebben, om de zaken van zijn geweten te regelen. Toen ik echter aanhield en betoogde, hoe roekeloos hij zou handelen met uit te stellen, daar zijn toestand bepaald gevaarlijk was en hij Holland misschien niet zou bereiken, gaf hij zich gewonnen, biechtte en ontving met veel godsvrucht het H. Oliesel. Reeds den volgenden morgen omstreeks 4 uur overleed hij.

’s Middags om 5 uur zou de begrafenis plaats vinden. Als passagier van de 4de klas zou hij, in gewone omstandigheden, in een zak gewikkeld in zee gelaten zijn, maar door goedgunstigheid van den kapitein, den WelEdGestr. Heer S. Bakker, werd er eene doodkist gemaakt, als voor een passagier van de Iste klas. Kort vóór 5 uur werd de scheepsklok geluid, om al het dienstpersoneel en de passagiers bijeen te roepen. Dé machine werd stop gezet, het schip lag stil. |

Diep-treffend was het, toen wij, Mgr. Luypen en ik, de gewone begrafenisplechtigheden verrichtten. De lijkkist, gedekt met de Hollandsche vlag, was omringd door den kapitein met zijne officieren en verder dienstdoend personeel, allen in uniform, en het meerendeel der passagiers. Na de gebruikelijke plechtigheden