In Juni 1727 werd het anker gelicht en na een buitengewoon voorspoedige vaart, kwam men zeven maanden later te Batavia aan. Welk een verschil echter tusschen het Java van die dagen en van thans. Alle protestantsche sekten waren er vertegenwoordigd, alle godsdiensten geduld, slechts het katholicisme niet. Vrij mocht ieder zijn godsdienst uitoefenen; wee echter den Roomschen priester, dien men ontdekte; zonder uitzondering stond hem gevangenis- of tuchthuisstraf te wachten.

Ook het zedelijk peil zoowel van de Europeanen als van de Inlanders was zeer diep gedaald. „Ik ben hier in een afgrond van boosheid”, schreef Kratz aan Pater Vrechen, en in een brief aan zijn familie heet het: „wat spijt het mij, dat ik ooit dezen oever betreden heb, ik kan hier nog niet eens mijn godsdienstplichten behoorlijk vervullen”. Maar het berouw kwam te laat, zelf had hij het contract voor zes jaar geteekend!

Tot nog toe zagen we Gaspar Kratz als een godsdienstigen, maar toch lichtzinnigen jongeling, belust op avonturen; thans begint zijn karakter zich van een andere zijde te vertoonen. In deze treurige omgeving gingen hem de oogen open; wat het ook kostte, aan zijn katholiek geloof wilde hij trouw blijven. Meerdere jaren zou het nog duren, voordat Gaspar Gods roepstem tot het apostelambt volgen zou, maar het leven, dat hij hier te midden dezer gevaren leidde, was een Missionaris waardig.

Overtuigd van den treurigen toestand der weinige katholieken, die in Batavia en omstreken woonden, deed hij al het mogelijke om hen helpen. Zijn huis geleek spoedig op een kapel, waar men in ’t geheim samenkwam om bidden. Zelf bad hij in deze stille bijeenkomsten den rozenkrans voor en eer men wederom uiteenging, spoorde hij] allen aan tot moed en volharding. Verder nog ging zijn naastenliefde. Als een missionaris bezocht hij de zieken en stervenden. Daar er geen priester was om de laatste heilige Sacramenten toe te dienen, trachtte Kratz zooveel mogelijk in dit gemis te voorzien. Neergeknield bij het ziekbed, troostte hij de stervenden, verwekte met hen acten van geloof, hoop, liefde en berouw, wees hen op Gods oneindige barmhartigheid en bereidde hen zoo voor tot de eeuwigheid.

Grooter dienst zou de jonge katholieke officier echter nog aan de Kerk bewijzen in 1730. In dat jaar liep een Portugeesch vaar-