En wat nieuws brengt hem het Christendom? Zijn de „heilige” Indische boeken niet van nog ouder en eerbiedwaardiger datum? Verhalen zij niet nog meer wonderen, grooter in zijn oog, omdat zij zich verliezen in de onmogelijkheden van de Oostersche fantasie? Kent hij niet meerdere dogmata, welke oppervlakkig bezien, voor hem eene schijnbare overeenkomst hebben met die van het Christendom? En dan: Christus en Zijn volgelingen eten immers vleesch, en onderhouden geen reinheidswetten! Ten slotte, waarom zou hij het goede en schoone uit het Christendom niet overnemen, gelijk hij dat met andere godsdiensten heeft gedaan en er toch volbloed Hindoe bij is gebleven? Waarom zou hij Christus niet zetten in zijn pantheon? Houdt hij niet alreeds bedevaarten naar het graf van St. Xaverius en de Moedergods van Bandra, evengoed als naar zijn eigen tallooze heiligdommen? Het Hindoeïsme is wonderlijk assimileerkrachtig. En in een Hindoe-hoofd schijnen tegenspraken vredig naast elkaar te kunnen bestaan.

Met den ontwikkelden Hindoe is het al niet veel anders gesteld. Ook hij is gebonden aan zijn kaste: om de banden ervan te verbreken is dikwijls ware heldenmoed noodig. De geschiedenis gunt hem een blik in zijn grootsch verleden. Hij gaat trotsch op zijn oude beschaving, die inderdaad zeer veel goeds en schoons bevat, en op meesterwerken van den eersten rang kan wijzen. Vergelijkt hij dan de Westersche beschaving met de zijne, dan erkent hij grif, dat de Westerling zijn meester is in materiëele, technische beschaving, maar in innerlijke cultuur is hij evenzeer overtuigd den Europeaan te overtreffen. In sommige opzichten is de Hindoe ook werkelijk onze meerdere: door zijn uiterlijk zelfbedwang, zijn rijker gemoedsleven, zijn diep religieuzen aanleg. De Hindoe heeft een sterk natuurlijk Godsbesef, zijn meditatieve geest voelt het absolute veel sterker aan.

Daarbij komen vele schijnredenen hem in zijn zelfoverschatting bevestigen. Bij de oppervlakkige kennis, die hij van de Westersche beschaving heeft, moet een vergelijking wel geheel ten nadeele van deze uitvallen. De Europeanen, die hij rondom zich ziet, zijn kooplui, soldaten, ambtenaren, waarvan er velen —om euphemistisch te spreken door hun gedrag een leeg materialisme prediken. De hoogere ambtenaren zijn veelal Engelsche