’n Paar vriendelijk-dankbare oogen kijken omhoog : dan hijscht hij zich weer z’n kano in. Onderwijl heeft hij z’n geweldige sigaar omgedraaid en puft en dampt opnieuw er lustig op los tot er weer ’n dubbeltje over de reeling wordt geworpen.

Thuis

Zoodra de „Slamat” aan wal ligt, begint men te lossen: wat ’n lawaai! We probeeren zoo gauw mogelijk het schip af te komen. Een van ons wisselt wat geld. We zullen even de stad ingaan ter eerste kennismaking: ’smiddags zullen we het nog eens overdoen.

Dat eerste bezoek gaf ’n smerigen, maar verkeerden indruk.

We waren namelijk in de tram gestapt, om zoo in de city te komen; ’t ging nu juist door de Chineesche en Inlandsche wijken: ’n type van viezigheid.

Maar we kwamen toch waar we wezen moesten: in de binnenstad, waar we hoog boven alles uit, de torens bemerken van de kathedraal. We brengen er een bezoek aan het H. Sacrament, danken God voor Zijn bescherming tot nu toe, vragen Zijn hulp voor de komende dagen.

En daar vóór het hoofdaltaar denk ik aan het Katholiek dat wil zeggen: algemeen-zijn van onze H. Roomsche Kerk. Algemeen en toch zoo uniform.

Hier zijn we weer zoo heelemaal „thuis”, alsof we bidden in een der groote kerkgebouwen van ons vaderland, of in ’n kapelleken, buiten langs de wegen.

Waar onze lieve Heer mèt ons is, daar is ’t voor ons, Roomschen, goed te zijn, daar zijn we thuis.

Buiten deze muren, in de straten van Singapore alles zoo vreemd; hier voor het tabernakel alles zooals we het van jongsaf zagen.

Zoo zagen we het heel Holland door, zoo bewonderden we het overal in den vreemde.

„U belijdt de H. Kerk over heel de aarde”

Dat machtige, grootsche gevoel van algemeen- en toch één zijn, kwam ook sterk over me dien avond, toen we voor het laatst voor Maria’s Basiliek te Lourdes stonden, op de trappen van het wijde half-rond.