hief het zangkoor tenslotte een een enthusiast: „Aan U, o Koning der Eeuwen aan.

Slechts weinig waren er die het verstonden, maar duidelijk stond er op hun gelaat dan ook te lezen, dat de woorden hen uit het hart waren gegrepen en dat hun lied tevens een dankgebed was voor de glorie, hier aan den Koning der wereld geschonken en een smeekbede, dat toch spoedig de onsterfelijke glansen der Wereldzon geheel Java mogen verlichten en verwarmen.

Aan U, o Koning der eeuwen.

Aan U blijft de zegekroon.

Onsterfelijk schittert uw glorie

Door allen haat en hoon!

De volkeren verdwijnen.

Maar luider klinkt het lied:

De Wereldzon blijft schijnen

Haar glansen sterven niet.