verhouding te doen afnemen als het aantal malariagevallen. De verklaring hiervan wordt duidelijk als men bedenkt, dat chininetoediening het natuurlijke immuniseeringproces onderbreekt in die gevallen, waar de dosis groot genoeg is, om de parasieten te dooden. Dit laatste is evenwel lang niet altijd het geval; het virus kan door kleine dosen chinine, hoewel verzwakt, latent blijven voortbestaan en aldus wel degelijk aanleiding gegeven tot het ontstaan der praedispositie voor de ziekte. Tot deze gevallen reken ik ook dat, hetwelk door Schlayer is waargenomen. Anderen, zooals'Kleine, Nocht, Ruge hebben op grond van dit en andere gevallen Plehn eveneens het onvoldoende zijner methode verweten. Echter heeft de halve-grammen-prophylaxis zulke voordeelen boven elke andere methode met grootere dosen, dat het m.i. niet aangaat, die methode hierom prijs te geven. ' Daarom zou ik haar dan ook een kleine wijziging willen doen ondergaan in die streken, waar febris biliosa haemoglobinurica veel voorkomt en wel in dien zin, dat zij telkens, b v. om de 4 maanden, onderbroken werd door een tijdperk, b.v. 5 dagen, van dagelijksche chinine-toediening, doch in massievere dosen, om na het eindigen hiervan weer op de gewone wijze te worden voortgezet.

De gedachtengang, die mij tot dit voorstel brengt, volgt uit het voorgaande. Daar, waar de praedispositie voor de zwartwaterkoorts eerst na langeren tijd ontstaat, ten minste op enkele uitzonderingen na, moet het mogelijk zijn, die praedispositie te voorkomen, door de parasieten binnen niet al te langen tijd te dooden. Aangenomen nu het geval, dat het virus zich onder invloed der halve-gram-dosen gedurende b v 4 maanden latent heeft weten te houden, zullen de parasieten na verloop van dit tijdperk direct gedood worden door gram-dosen, gedurende korten tijd en eiken dag voortgezet. Op deze wijze zouden alle voordeelen der kleinedosen-prophylaxis~ vereenigd kunnen worden met die der groote-dosen-prophylaxis.