Tot 16 Maart, dus gedurende zes maanden, werden 148 patiënten opgenomen, waarbij, hetzij door microscopisch onderzoek in verband met 't klinisch beeld, hetzij door middel van bacteriologisch onderzoek, de diagnose „cholera" kon gesteld worden.

Hiervan succombeerden aan de ziekte zelf of hare directe gevolgen 41, d.i. 27.7 °/o (1 patiënt succombeerde nog aan een potatorpneumonie, nadat hij eenige dagen geleden een lichte cholera-diarrhog had doorgemaakt, die reeds genezen was).

Van de mannen overleden 23 = 27 °/0, van de vrouwen 11 = 25.6%; van de kinderen 7 = 38.9 °/0.

Hiervan kwamen stervende binnen of succombeerden binnen 2 uren na opname, zoodat de therapie hierbij niet in aanmerking kan komen 9, zoodat na aftrek van deze het percentage der overledenen wordt: 21.6 %.

Van de 106 genezenen maakten 36 een uitgesproken stad. algid. door, de 70 overigen hadden een meer of minder ernstige choleradiarrhoe (hierbij kwam het dus niet tot de ontwikkeling van een werkelijk stadium algidum, polsloosheid, sterken huidplooi, etc.). Slechts bij hoogst enkele patiënten, die met cholera-diarrhoe binnenkwamen, ontwikkelde zich in de barakken een zware cholera-aanval.

Bijna allen genazen zonder verder werkelijk ernstige verschijnselen te hebben vertoond.

Bij 11 patiënten ontwikkelde zich een z.g. choleratyphoïd. (Als typhoïd beschouw ik die gevallen, waarbij onder temperatuursverhooging een status typhosus met hartzwakte en meestal voldoende, zelfs ruime urineloozing optrad). Hiervan stierven er 3. Driemaal ontstond dit typhoïd in aansluiting aan een gewone choleradiarrhoe.

Het typhoïd ontwikkelde zich in bijna alle gevallen ± 5 tot 7 dagen na het begin van de ziekte.

Het koortsverloop van één dier gevallen geeft nevenstaande figuur.

14