In de lever, die, zooals reeds gezegd, bleek van kleur was, was een groote scheur in de linkerkwab. Deze scheur, die van onder naar boven verliep, had de helft van de linkerkwab afgescheiden van het overige deel: alleen aan den bovenrand hingen beide nog door een smal weefselbruggetje met elkaar samen.

De voorvlakte van de rechterkwab vertoonde nog een paar kleinere scheuren, die een eind in het leverweefsel indrongen.

Darmen, milt, en nieren vertoonden niets bijzonders. In de buikholte werd geen vreemd lichaam gevonden.

Deze geschiedenis is wel een bijzondere bespreking waard. We hebben hier voor ons eene combinatie van vele verschillende verwondingen, waarvan niet alle even duidelijk zijn.

Beginnen we met de wonden aan de armen, dan zijn die zeker wel de eenvoudigste. M. heeft met zijn rechterhand, vooral met duim en wijsvinger, de buis vastgehouden: het wapen is gesprongen en de handen zijn niet alleen getroffen door de wegyliegende stukken, maar ook blootgesteld aan den invloed van de verbrandingsgassen en het verbrandende kruit. Door de eerste kunnen de fracturen van den grondphalanx van den wijsvinger en van den eindphalanx van den duim zijn ontstaan, door de laatste is de huid verschroeid en bedekt met half verbrand kruit, dat deels in de huid is ingedrongen, terwijl daardoor tevens de wonden met naar buiten omgekrulde randen zijn ontstaan. Dat ook de fracturen van de beenderen een gevolg kunnen zijn van den hoogen druk door de verbrandingsgassen uitgeoefend, moet hierbij worden gememoreerd.

De rechter- en linkerarm, die beide verder van 't springende voorwerp verwijderd waren, vertoonen deels de teekenen van tatouage, door rondgeslingerde, nog brandende kruitdeeltjes, deels zijn ze door kleine stukjes van de gesprongen buis getroffen, waardoor de kleine wondjes zijn ontstaan.