schommelde. Dat de dood niettegenstaande de ingestelde therapie spoedig volgde, kan ons bij een dergelijk zwaar proces niet verwonderen.

De gonorrhoische aandoeningen in het puerperium vormen eene afzonderlijke rubriek; de daartoe behoorende ziektegevallen zijn goed te onderkennen.

Het verloop, wat betreft het acute stadium, is gunstig. In vele gevallen gelijkt het ziekteverloop op dat van een pyaemisch proces met eene intermitteerende koorts; de algemeene toestand blijft gunstig. Onder vele gevallen noem ik u eene jonge puerpera van 10 dagen, die met eene intermitteerende koorts in het hospitaal werd opgenomen, welke koortsen den derden dag na hare bevalling ontstaan zouden zijn en de eerste dagen een remitteerend karakter hadden. De lochia waren bij opname nog cruenta, daarna werden zij sanguinolenta; de onderbuik, vooral rechts van den uterus, pijnlijk bij druk, de uterus zelf verkeerde in subinvolutie. Geen enkel verschijnsel wees op eene aandoening van het përimetrium; geen nausea, geen vomitus; het dieet werd goed verdragen.

Daar het pasgeboren kind een gonorrhoische conjunctivitis had, wordt bij de moeder de infectie als gonorrhoisch gediagnostiseerd. Reeds na vijf dagen verpleging en behandeling is de koorts verdwenen; bij bimanueel onderzoek blijkt een tumor re chts van den uterus aanwezig te zijn, waarbij niet uit te maken is of zij afhankelijk is van eene salpingitis dan wel van eene parametritis.

Verder kan ik de volgende gevallen mededeelen, waarbij het koortsverloop is opgeteekend.

I. Patiënte, multipara, is drie maanden geleden bevallen van een voldragen kind; zij zelf was vroeger steeds gezond en leed nooit aan eenige aandoening der geslachtsorganen. Zij werd 25 dagen na de bevalling door haren echtgenoot, die op reis was geweest, besmet (in confesso), waardoor acute urethritis (pijnen bij het urineeren), met kolpitis en