genoemd) als bronnen van fouten zouden zijn geëlimineerd?
Ik voor mij zie tusschen genoemde bronnen van fouten en de door den heer K. D. J. als rationeel aanbevolen groepeering der cijfers niet het minste verband.
Verder meent de heer Ki.ewiet de Jonge, dat voor de verklaring van de omstandigheid, dat in Juli, toen de pest sterk aan het afnemen was, het aantal aangetaste gevaccineerden veel sterker toenam dan het aantal der ingeënten, verschillende andere redenen kunnen hebben bestaan dan de door mij genoemde; ik betreur het, dat de heer K. d. J. deze, al ware het slechts bij benadering geschied, niet aangeduid heeft, evenals de gegevens (?), die volgens hem 1100dig zouden geweest zijn, om de oorzaak hiervan na te gaan.
Dr. Kiewiet de Jonge werpt mij tegen, dat ik, eenzijdig pessimistisch in mijn oordeel over het nut van het vaccin, verzuimd heb op te geven, dat er ook wel degelijk factoren in het spel geweest zijn, die omgekeerd de infectiekans der gevaccineerden grooter deden zijn (pag. 520). Juister zou geweest zijn, indien de heer K. d. J. gesproken had van factor; immers hij geeft niet aan, welke deze factoren zijn, buiten dan het door hem besproken moment, dat vooral gevaccineerd werd in die dessa's, waar pest heerschte of geheerscht had.
Een groote fout is het van den heer K. d. J., te willen betoogen, dat de infectiekans voor den mensch grooter is in dessa's, waar pest (lees menschenpest) kort geleden geheerscht heeft (pag. 520) dan in die, waar de ziekte nog niet is voorgekomen. Een ruime ervaring, in de afdeeling Malang opgedaan, heeft bewezen, dat juist door pest geteisterde dessa's na het verdwijnen der ziekte geruimen tijd (deze tijd is gemiddeld wel op een jaar te bemeten) van de plaag gevrijwaard blijven. Op de oorzaken van dit verschijnsel, dat als uiting van het periodisch karakter der pest moet worden opgevat, zal ik hier niet nader ingaan. Wanneer derhalve gevaccineerd werd in dessa's, waar de
11