kleine, bij doorvallend licht heldere, bij opvallend licht min of meer opaque koloniën opgekomen, welke zeer veel overeenkomst vertoonden met die van cholera.

Zij bleken echter bij nader onderzoek niet te bestaan uit vibrionen maar uit kleine staafjes, welke zich met verdunde carbolfuchsine overwegend bipolair kleurden, volgens Gram negatief bleken te zijn en in den hangenden druppel een zeer levendige beweging vertoonden.

De kuituureigenschappen van deze bacteriën waren de volgende:

Groei in bouillon krachtig met vorming van een vliesje aan de oppervlakte; na 7 dagen geen indol aan te toonen.

Neutraalrood-glucosebouillon: geen gasvorming, geen verkleuring of fluorescentie.

Lakmoeswei: Na 24 uur geen verandering van kleur, na 2 X 24 uur duidelijk blauw, vorming van een vliesje.

Melk: Na 3 X 24 uur niet gestold, reactie alkalisch.

Aardappel: Krachtige groei, kuituur vochtig en glanzend, de aardappel wordt echter niet bruin.

Deze eigenschappen te zamen bewezen met zekerheid, dat wij te maken hadden met den, het eerst door Petruschky nauwkeuriger beschreven bacillus faecalis alkaligenes. Met de mogelijkheid rekening houdend, dat er misschien toch nog sprake kon zijn van cholera, werd de ontlasting na eenige dagen nogmaals op vibrionen onderzocht, wederom met negatief resultaat. Tevens werd een proefje uitgestreken op de fuchsine-lactoseagar van Endo, waarbij naast een aantal colikoloniën een groot aantal zeer heldere koloniën werden gevonden, die den voedingsbodem niet veranderden, en in alle opzichten overeen kwamen met die van typhus. Ook deze koloniën vertoonden de boven beschreven kuituureigenschappen, en bestonden dus uit alkaligenesbacillen. Ten overvloede zij hierbij nog vermeld, dat zij niet werden geagglutineerd door een typhusserum met een titer van 1:10.000.