werd door het licht der wetenschap , kan het geen verwondering baren, dat hij, gelijk vele kunstbroeders van dien tijd , het veld der wetenschap niet bearbeid heeft. Ook als lid van ons departement mogten wij geene vrachten van dien aard van hem verwachten, dewijl hij, tijdens de oprigting van hetzelve in 1844, reeds op rijpe jaren gevorderd was. Hij schraagde het niet te min met zijne bijdrage tot zijn einde toe en deed vroeger door geldelijke ondersteuning van zijne belangstelling blijken. Was hij alzoo, ten gevolge zijner opleiding en van den tijd, waarin hij optrad, geen wetenschappelijk man en bepaalde hij zich alléén tot de eenvoudige praktische uitoefening van zijn bedrijf, hij stelde nogtans in hetzelve, tot den einde toe, een levendig belang. Hij zag het gaarne, ook toen hij reeds verre op zijne dagen gevorderd was, dat zijne zaak met den tijd vooruitging en ontzag daarvoor geene kosten. Dit kunnen zij getuigen, die hem behulpzaam zijn geweest of van nabij gekend hebben. Als mensch verwierf hij door zijne eenvoudigheid, minzaamheid en gezelligheid de toegenegenheid van rijk en arm, van groot en klein. Goedhartig van aard, onttrok hij zich nimmer, waar hij nuttige instellingen ondersteunen of aripen helpen kon. Moge hij zich al onttrokken hebben, om een werkzaam aandeel te nemen aan een of'ander der vele inrigtingen, die onzen tijd opievert, het was alleen het gevolg van de geringe gedachten, die hij van zich zelven vormde, en een, welligt te ver gedreven, wantrouwen op eigen krachten en vermogen, deed hem terug deinzen voor het aanvaarden van de eene of andere betrekking inde maatschappij. Hij was bij zijne kunstbroeders geacht, en te regt, daar hij nimmer met opzet hun nadeel gezocht heeft. Hierin moge hij ons ten voorbeelde blijven. Zaturdag den Bsten8sten December 1860, werd zijn lijk ter aarde besteld. Yele vrienden en daaronder ook eenige zijner vroegere, thans alhier wonende leerlingen, alsmede eene de toenmalige departementale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt residerende te Utrecht, tot Apotheker bevorderd.

58