i en homoeopathischen geneesheer Kal. r„lepbacil over de levering van geneesmiddelen fis fré|d».-'-VSu ojlde dagteekeniug. In 1859 werd door homoeopaten een verzoek aan gericht, waarbij zij aandrongen op de vrijheid om zelf de geneesmiddelen te bereiden en aan de patiënten uitte reiken, De heer C. M. van Dijk te Utrecht zond een contra-adres, waarin omtrent denbeer Kallenbaoh de volgende bijzonderheid voorkomt; Toen de heer K. zich ten jare 1856 binnen Utrecht als arts vestigde, besloot het Utrechtsoh departement der Maatschappij ter bevordering der pharmaoie zich tot dien heer te wenden met het verzoek, om te mogen weten naar welke pharmacopoea en naar welk verhoudings-systeem hij verlangde , dat zijne geneesmiddelen gereed gemaakt zouden worden. De heer K. voldeed bij zeer beleefd schrijven aan dat verzoek en stelde daardoor de leden des departements inde gelegenheid , zich die middelen aan te schaffen, welke hij verlangde. Aan den heer K. werd bericht gegeven , dat de leden des departements, bij name genoemd, zich voorzien hadden van de homoeopathische geneesmiddelen , welke hij verlangde. De geneesheer was bij het overbrengen van dit bericht uiterst beleefd en verklaarde, dat hem de handelwijze van het departement genoegen deed , aangezien hij daardoor ontslagen was van den last, om zijne geneesmiddelen zelf uitte reiken. Later blijkt de zaak weder tot moeilijkheden te hebben aanleiding gegeven tusschen den heer K, en de Utreohtsche pharmaceuteu. Althans inde Notulen der openbare vergadering van den geneeskundigen raad voor Gelderland en Utrecht van 16 Eebr. 1866 komt voor, dat op den 4de" November 1865 de homoeopathische geneesheer, Dr. Kallenbach te Utrecht, zich schriftelijk bij den Inspecteur, Dr, Kiehl, beklaagde dat hij geene deugdelijke homoeopathische geneesmiddelen kon verkrijgen en verzocht ze zelf te mogen bereiden. De inspecteur deelde dit verzoek , als strijdende tegen de wet, aan den minister van binnenlandsche zaken mede, om te weten, hoe daarmede te handelen. Het gevoelen van den minister , gelijk te voorzien , was, dat zoowel de oude als de nieuwe wet, den geneesheeren in steden gevestigd, duidelijk verbiedt geneesmiddelen te bereiden en te leveren. De heer Kallenbach berustte echter niet in deze uitspraak en zond den 27st™ November weder eene missive aan den inspecteur, met een aantal bijlagen , waaronder vele homoeopathische recepten met bijgevoegde verklaringen vaneen aantal pharmaceuten , dat zij zich buiten staat achtten deze gereed te maken. De inspecteur herhaalde zijne vroegere uitspraak, wees den adressant op de onverplichtheid van den apotheker om andere geneesmiddelen er op na te houden als inde Pharm. Neerl, zijn voorgeschreven, op de verplichting daarentegen van den geneesheer om bij geneesmiddelen buiten de Pharm. Neerl. op te geven , volgens welke pharm. hij het middel verlangt, opdat de apotheker tijd hebbe, zoo hij ze niet heeft, ze aan te sehaffen of te ontbieden; verder dat het niet ter beoordeeling staat van den-ge-

ueesheer, van waar de apotheker de middelen ontbiedt j of hoe hij ze bereidt, maar dat de geneesheer bij de verj onderstelling, dat een geneesmiddel niet naar het bepaalde voorschrift of ondeugdelijk is, het verzegeld aan de bevoegde-macht, in handen kan geven. Nadat de inspecteur den wensch had uitgesproken, dat de apothekers zich van deugdelijke homoeopaihiache geneesmiddelen zouden voorzien, deelde de beer van Dijk mede, dat deze wensch reeds vervuld was , en dat er te Utrecht inde apotheken homoeopathisohe geneesmiddelen voorhanden zijn. Blijkens bovenstaande rechtzaak heeft de heer K. echter niettegenstaande al het voorafgegane niet opgehouden geneesmiddelen aan zijne patiënten te leveren en zich nu eene rechterlijke veroordeeliug op denhals gehaald. Naar onze meening is de uitspraak van den rechter geheel naar den geest en de letter der wet. MIDDELEN TOT HET ZUIVEREN DEK TANDEN. In Wittüeiris Fierteljahresschrift (XVII Band , 2 Heft) komt van de hand van den tandarts Dr. C. E. Erancis een opstel voor, waaraan wij het volgende ontleenen. Er wordt in apotheken en bij particulieren een aantal recepten aangetroffen voor de bereiding van poeders, dusgenaamde opiaten, zeepen en vloeistoffen tot het zuiveren der tanden , waarvan sommige doelmatig , andere zeer ondoelmatig en zelfs schadelijk zijn. Het gebruik van middelen tot het zuiveren der tanden klimt tot de hooge oudheid. Eender oudste recepten , volgens het zeggen afkomstig van Hippocrates, is : „Men neemt den kop vaneen haas en 3 muizen, verkoolt ze, wrijft de kool fijn en vermengt haar met het gelijk gewicht poeder van marmer.” Dit recept levert dus de dierlijke kool en koolzure kalk. Beaumer’s tandpoeder bestaat uit: poeder van puimsteen , roodaarde en koralen, van elk 1 once, drakenbloed en cremortart, van elk een half once, kaneel 3 oneen, kruidnagels 35 grein. Het tandopiat van Lelande wordt volgens Harris bereid uit puimsteen , gebrande beenderen en roode koralen , van elk 2 drachmen, gebrande aluin , violenwortel en kaneel, van elk 3 scrupel, aluinsteen en cochenille, van elk 1 drachme, en de noodige hoeveelheid honig. Heeft dit mengsel 48 uren gestaan , dan parfumeert men het met eene tinctuur uit muskus en kruidnagelen. Hufeland’s tandpoeder bestaat uit kina 1 once, sandelhout 4 oneen, aluin 1 drachme en een weinig citroeuolie. Maury’s tandrecept luidt; koolzure magnesia en cremortart van elk 13 oneen, zwavelzure chinine 5 drachmen, cochenille 11/,l1/, once, pepermuntolie 4 drachmen, kaneel olie 3 drachmen, neroli 2 drachmen. Een zoogenaamd tandpolijstpoeder bevat salmiak , catechu , myrrhe , kina en violenwortel. Het meest bedient men zich volgens Erancis voor tandpoeder vaii violenwortel, kina, myrrhe, krijt en zeep,