Boekaankondiging. Bij benadering aangenomen, verhouding van het Nederlandsch medicinaal en decimaalgewicht door Br. B. J. Coster. Utrecht en Amsterdam C. van der Post, Jr. en C. G. van der Post. 1870. Toen wij in het eerste nommer den inhoud van dit boekje reeds vóór zijne verschijning bespraken, deelden wij mede, dat wijde cijfers der tabel zouden narekenen. Wij kunnen thans berichten, dat wij bij onze narekening deze cijfers allen correct hebben bevonden. Wij hebben echter twee opmerkingen.

1°- Bij Ir grein is de bewerker afgeweken van de stelling, om bij het overbrengen beneden de werkelijke waarde te blijven. Door | grein = 11 milligram te stellen, wordt het grein gerekend gelijk te zijn aan 66 milligram, (d.i. iets meer dan de werkelijke waarde), terwijl inde tabel bij het grein 65 milligram [d. i. iets minder dan de werkelijke waarde] wordt gevonden. Naar onze bescheiden meening ware het beter geweest, hier consequent te blijven en 1 grein gelijk te stellen aan 1 centigram (0,01 gram). Daardoor zou wel eenige tegenspraak ontstaan zijn met de eerste kolom (decimaal en medicinaal gewicht), alwaar 0,01 gram gelijk gesteld is aan de breuk van minder waarde /„ste grein, maar hetzelfde geval doet zich bij al de lagere fracties van het grein voor. (De breuk .A grein voor 8 milligram inde eerste kolom is minder van waarde dan de breuk { grein met 0,008 gram inde laatste kolom enz.) 2°. Het heeft ons verwonderd de gewichtsbepaling T2 grein, die vooral als dosis veelvuldig gebruikelijk is, inde laatste kolom te missen, temeer, daar zij, overgebracht tot 5 milligram, aldaar zoo geheel op hare plaats is:

fa 7/ 0,006 // Ti " 0,005 // TV " 0,004 // De gebruikelijke gewichtsbepalingen f en | grein kunnen uit de cijfers inde tabel gemakkelijk gevonden worden. Bovendien wordt | grein inde tabel voor het overbrengen van het decimaal in medicinaal gewicht aangetroffen ~ 5 centigram. Zij zouden echter behooren op de officieële tabel, waartoe de Eegeering thans inde berekeningen van Dr. Coster eene gew’enschte aanwijzing vindt. Handleiding tot de qualitatieve scheikundige analyse door Br. C, Remigius Fresenius. Naar de twaalfde uitgave uit het Hoogduitsch vertaald door Br. W. F. Koppeschaar, leeraar inde scheikunde aan de Hoogere Burgerschool te ’s Gravenhage. Met 44 tusschen den tekst gedrukte houtsneêfguren. Arnhem, H, Koster. 1869. _ Wanneer eene handleiding, in 1842 voor het eerst uitgegeven, na verloop van 27 jaren eene dertiende uitgave beleeft, en in eene vreemde taal reeds voor de derde maal is overgezet, dan zal hare bruikbaarheid wel geen betoog behoeven. Werkelijk heeft Fresenius in het bijzonder gedeelte van zijn werk een weg voor een systematischen gang der scheikundige analyse gebaand, die nauwkeurig opgevolgd, niet alleen den aanvanger tot eene zekere uitkomst geleidt, welke hem vertrouwden in zijn arbeid geeft, maar die ook door den meer geoefende zelden wordt verlaten. Wel erkennen wijde waarheid der vaak door ons vernomen opmerking, dat de neiging der aanvangers, om de reagentiën tot

groepeering en onderscheiding gedachteloos ondereen te – mengen, op den aangewezen weg een schaduw werpt . maar men heeft dit bij elke methode te indien de leermeester niet van den beginne af aan ten strengste daartegen waakt. De gang der methode van Fresenius geeft onzes inziens de meeste aanleiding, om verklaring van de voort te brengen of teweeggebrachte t verschijnsels te vragen of te geven. L 1)0 handleiding is sinds hare eerste uitgave zeker meer dan het dubbel in omvang toegenomen. Fresenius heeft ■ | daarin alles opgenomen wat zijne eigene rijke ondervin> ding of de ervaring van anderen op dit veld heeft i opgeleverd. Het werk kan dus als het volledigst van dien aard beschouwd worden, en levert voor den schei. kundige ex professo alles op, wat hem tot bevesticino* zijner onderzoekingen leiden kan. * De vraag is gedaan, of het leerboek voor leerlingen – van Hoogere Burgerscholen geschikt is. Deze vraag . moeten wij bepaald ontkennend beantwoorden. Hoezeer . ook de schrijver bedacht is geweest, minder bekende s stoffen met kleine letter te laten drukken, en aldus getracht heeft de te groote uitvoerigheid voor het onder■ wijs te bekrimpen, zoo is op die scholen voor de prac, tische scheikunde te geinig tijd bestemd, dan dat de leerlingen het tal van opgegeven reacties zelfs inde wijdste verte zouden kunnen waarnemen of bevatten. (Bij de eindexamens der Hoogere Burgerscholen strekt eenige practische bedrevenheid inde qualilatieve analyse van anorganische verbindingen alleen tot aanbeveling.) Inde hand van den leeraar daarentegen past het, wanneer deze den leerlingen daaruit den gang der analyse en de voornaamste reacties op de meest belangrijke lichamen voordraagt en vóórdoet. Van veel meer beteekenis achten wijde handleiding van Fresenius voor onze aanstaande hulpapothekers, en vooral voor onze aanstaande apothekers. Van deze laatste wordt en met recht eene groote mate van practische scheikundige kennis geëischt. Het practisch schiekundig examen, volgens de wet voorgeschreven, moo-e wel meer in het bijzonder op de artsenij bereidkunde slaan, maaide uitspraak van Erdmann blijft altijd even waar: Er is slechts ééne scheikunde. Dit leert ons vooral de laatste tijd, waarin zoovele nieuwe scheikundige producten als artikelen inden artsenijvoorraad verschijnen. De gang der scheikundige analyse, met oordeel toegepast, levert het middel op, om een van de voornaamste takken der artsenijbereidkunde met vrucht te beoefenen, namelijk het onderzoek der geneesmiddelen op hunne deugdelijkheid. De verschillende reacties, die Fresenius’ handleiding opsomt, geven aan den uitslag van het onderzoek de meeste zekerheid. Als voorbeeld wijzen wij daartoe bijv. op het Bijvoegsel, bevattende //de verhouding der belangrijkste alcaloïden tot reagentiën en hun opsporing volgens stelselmatigen gang,”

Al is de handleiding van Fresenius niet opzettelijk ingericht voor gerechtelijk-scheikundige onderzoekingen, zoo zijnde aanwijzingen tot herkenning van vergiftige zelfstandigheden, als phosphorus, arsenik enz. zoo duidelijk en stellig omschreven, als ergens ineen opzettelijk daartoe ingericht leerboek, en komen den apotheker uitstekend te sfade bij de vereischte onderscheiding en opsporing van vergiften. De vertaling van Dr. Koppeschaar kan, op enkele kleine onregelmatigheden inde spelling na, goed gelukt genoemd worden, en wint het ver boven de vroegere. In hoeverre de woordelijke vertaling bijval zal vinden, waar bijna allen, die het werk gebruiken, het oorspronkelijke goed verstaan, is eene zaak des uitgevers. De vertaler heeft in navolging van Fresenius de oude dualistische formulen behouden. Wij zouden hem in bedenking hebben gegeven ze inde nieuwe formulen om te zetten, die bijna algemeen aan onze inrichtingen van onderwijs, vooral voor diegenen, welke de handleiding zullen gebruiken, zijn aangenomen. De figuren staan achter in netheid en duidelijkheid bij die van het oorspronkelijk werk. Op den omslag bericht de uitgever dat //bij het verschijnen vaneen nieuwen druk van de oorspronkelijke