woordelijkheid, die men door de onderteekening op zich neemt. ONDERZOEK VAN MEL ROSARÜM. Patel heeft zijne opmerkzaamheid gevestigd op de kenmerken van deugdelijkheid van mei rosarum. Het is toch bekend, dat voor de flores rosarum rubrarum vaak surrogaten worden genomen, bijv. cortex quercus met flores rosarum pallidarum, kunstmatig gekleurd, of wel flores papaveris rhoeados met tannine en gearomatiseerd met oleum geranii of aqua rosarum enz. Eeeds op het uiterlijk aanzien is veel omtrent de deugdelijkheid van mei rosarum te bepalen. Indien de rozenhonig goed is, dan bezit hij een duidelijken geur naar rozen, een smaak, waaruit men zoowel den honig als de rozen proeft, eene rosékleur. De schrijver zegt, dat eene bruine kleur steeds eene vervalsching verraadt. Het is ons echter bekend, dat de bruine kleur ook bij eene slechte bereiding ontstaan kan, indien men namelijk de infusio rosarum lang met den honig kookt. Beschouwt men rozenhonig tegen het licht, dan vertoont hij zich in massa nooit volkomen helder, al heeft men de infusio gefiltreerd. In eene kleine hoeveelheid gezien, moet hij evenwel helder zijn. Meer bepaalde kenmerken van deugdelijkheid zijnde volgende. Indien men bij 4 gram rozenhonig 4 droppels acidum hydrochloricum voegt, verkrijgt men na schudding een zeer helder mengsel van eene frambozenroode kleur. Na eenige oogenblikken wordt het mengsel eene heldere gelei van geringe consistentie. Bij behandeling met dezelfde hoeveelheid acidum sulphuricum neemt men dezelfde verschijnsels waar, echter met dit onderscheid, dat men na twee minuten eene doorschijnende zeer dikke frambozenroode gelei verkrijgt. Met acidum nitricum neemt rozenhonig eveneens eene fraaie roode kleur aan, maar vormt nu geen gelei. Eerst na verloop van 12 uren wordt het mengsel een weinig dik en na twee dagen maakt de roode kleur voor eene bruine op caramel gelijkende kleur plaats, die met den tijd meer en meer verzwakt. Nitras hydrargyricus, in dezelfde hoeveelheid bij mei rosarum gevoegd, coaguleert onmiddellijk goeden rozenhonig en het mengsel neemt eene bruine kleur aan, die, na verloop van eenigen tijd grijze sporen vertoont, afkomstig van de reductie van het kwikzilverzout. Indien men 4 gram rozenhonig schudt met 1 gram eener oplossing van nitras argenticus van 20°, neemt men na eenige oogenblikken eene bruinzwarte kleur waar, die spoedig in het grijze overgaat door reductie van het zilverzout. De wanden der flesch worden bedekt met metallisch zilver. Het mengsel behoudt echter de oorspronkelijke consistentie van den rozenhonig. Alcalische vloeistofi'en, zooals ammonia liquida, carbonas kalicus, brengen eene geringe kleurverandering bij rozenhonig voort; de kleur wordt een weinig groen. Neutraliseert men het alcali met een zuur, dan komt de fraaie roode tint weder dadelijk te voorschijn. Sulphas ferrosus geeft met rozenhonig natuurlijk eene zwarte kleur. De vervalschte soorten van rozenhonig hebben in het algemeen eene roodbruine kleur of wel eene violette tint; de reuk is gewoonlijk of te sterk of te zwak, de smaak verschilt veel van dien van den echten rozenhonig. Bij vervalschten rozenhonig brengt zwavelzuur geen gelei-

j achtigen staat en slechts eene aardbezieroode kleur voort; evenmin veroorzaken zoutzuur en salpeterzuur de boven aangegeven veranderingen, Nitras hydrargyricus ooaguleert niet of eerst na eenige minuten den vervalschten rozenhonig, het coagulum heeft weinig consistentie. De reductie van het kwikzilverzout geschiedt slechts moeilijk en men neemt geen grijze plekken waar. Nitras argenticus brengt eerst na 15 minuten eene grijze tint voort, die bovendien ook zeer veel verschilt van die, welke bij echten rozenhonig ontstaat. Men kan in het algemeen stellen, dat een rozenhonig als vervalscht kan worden beschouwd, die na bijvoeging van 4 droppels aeidum sulphuricum bij 4 gram rozenhonig na verloop van 2 of 3 minuten geene dikke, heldere gelei van eene fraaie frambozenroode kleur geeft, zoo ook indien na bijvoeging van 4 droppels nitras hydrargyricus niet onmiddellijk een zeer dik coagulum van eene bruine kleur ontstaat. De heeren Mouton en Zonen deelen ons mede, dat hun voor eenige jaren gevraagd is naar den Radix Sarraceniae purpureae als geneesmiddel tegen pokken, hetwelk in Amerika als zoodanig wordt gebruikt. Zij hebben toen een weinig van dien Kadix ontboden en sinds 1864 in voorraad gehouden, doch nooit heeft zich iemand daarom aangemeld. Onbekend met de wijze, waarop en den vorm, waarin het geneesmiddel wordt aangewend, meenden zij, dat de vermelding van het bovenstaande misschien geschikt zou zijn, om eenige mededeeling daarvan in het Weekblad uitte lokken, die ineen tijd van epidemie wellicht groot nut zou kunnen hebben. Betreffende dit geneesmiddel verwijzen wij naar N°. 13 van den loopenden Jaargang. Men vindt aldaar vermeld, dat de radix sarraceniae purpureae bij de laatste pokkenepidemie te Parijs met het beste gevolg is aangewend en wel als decoctum uit 8 gram van den fijn gestooten wortel met 1 liter water gedurende £ uur tot op een ■J liter colatuur. De dosis is in het begin der ziekte een half glas om de 4 uren. Het uitbreken der pokken laat zelden langer dan 24 tot 48 uren op zich wachten. Men laat het decoctum gedurende 5 tot 6 dagen gebruiken. De werking schijnt voornamelijk op vermeerderde afscheiding der urine te berusten. ALCALOÏDEN DER BORAGINëEN. Diedulin heeft opgegeven, dat het extract van Cynoglossum officinale L. op de wijze van het Amerikaansche pijlgift curare werkt. Dit heeft Bucheim aanleiding gegeven ook andere planten uit de familie der Boraginëen op haar alcaloïdegehalte te onderzoeken. Hij heeft daartoe uittreksels met water, wijngeest en absoluten alcohol gemaakt van Anchusa officinalis L., Lycopsis arvensis L., Symphytum officinale L., Fulmonaria officinalis L., lithospermum arvense L., Myosotis palustris L., Myosotis stricta L. en Echium vu/gare L. Deze uittreksels ingedampt en vervolgens in water opgelost, gaven even als het extractum cynoglossi door middel van tannine, phosphormolybdeenzuur en phosphorwolfraamzuur sporen vaneen alcaloïde te kennen. Het grootste aantal der extracten echter gaf bij kikvorschen behalve pijnen op de applicatieplaatsen geene andere verschijnsels. Alleen bij de extracten van Anchusa officinalis en Echium vulgare vertoonden zich zwakke verschijnsels der eurarevergiftiging. Proeven om uit Cynoglossum en Echium (versch kruid) met behulp van tannine of phosphormolybdeenzuur de