zijn, totaal bedorven zijn. Zulks kan niet anders, daar deze plantendeelen in vochtigen staat, zoo als zij door den droogist geleverd worden, opgeborgen, weldra verkleuren en zoo als blijkt aan den ammoniakalen reuk die zij spoedig verspreiden, in hunne werkzame deelen ontleed worden. Ik heb dikwijls getracht door mondelinge raadgeving, als mede door middel van het tijdschrift voor Wetensehappelijke Pharmacie de aandacht hierop te vestigen en er op gewezen , hoe, bij voorbeeld de narcotische kruiden onveranderd van kleur en reuk blijven (waaruit ik bij gevolg tot hare onveranderde geneeskrachtige eigenschappen besluit) als zij, na van stelen en aangetaste plantendeelen bevrijd te zijn, op een droogblik aan eene zeer zachte warmte worden blootgesteld , tot dat de bladen kunnen gebroken worden, wanneer zij, hetzij geheel, hetzij gesneden in goed sluitende blikken bussen of donkergekleurde, goed gesloten glazen flessehen bewaard worden. Ik durf er voor instaan, dat men , bij inachtneming dezer voorzorgen , die slechts weinig tijd en luttel zorg vereischen , de narcotische kruiden niet alleen één, maar twee jaren en langer kan bewaren. Nog onlangs was ik inde gelegenheid een restant herba Hyoscyami van 1859 te gebruiken en kon , bij vergelijking met dit schoon groen gekleurde en krachtig riekende kruid in 1861 verzameld, geen verschil opmerken. E. Eilhol heeft in bovenvermelde mededeeling eveneens de aandagt de pharmaceuten gevestigd op de ontkleuring der bladen en bloemen door den invloed van het licht, de lucht en de vochtigheid. Hij heeft zich de vraag gesteld te onderzoeken, of de kleurstof alleen verdween, of dat daarentegen het verliezen der kleurstof niet tevens het verlies der geneeskrachtige beginselen ten gevolge heeft. Het blijkt uit talrijke onderzoekingen, die de schrijver sedert eenige jaren heeft ondernomen, dat de bladen, onafhankelijk van het chlorophyl, ook bevatten quercitrin of quereetin en dikwijls beiden. Ook vindt men er dikwijls geringe

266