warming wordt de vloeistof weder helder, om bij afkoeling op nieuw troebel te worden. Het atoomgewigt vond de schrijver iets geringer dan de ontdekkers. Deze laatsten vonden het atoomgewigt gemiddeld 464,15 (O = 100) of 37,128 (H = 1). Win kier daarentegen vondt dit getal, gemiddeld uit drie bepalingen, 448,9 (O = 100) of 35,918 (H = 1).

(Journal fiir prakt. Chemie, Bd. 94 ,p. 1.) Over narceïne ; door O. He s se. Hes se heeft op nieuw de narceïne aan eene elementair® analyse onderworpen en de analyse van Anderson beveS' tigd gevonden, zoodat hij de formule C 46 H29 N 018Ol8 aanneeint- Het uit water in lange prismata kristalliserend alkaloïd houdt bij 110 tot 115° C. nog eenig water terug. Het smelt bij 145,2° C. tot eene flaauw geelaebtige vloeistof en ontwik' kelt, sterk verhit zijnde , ammoniakale naar haringpekel rie* kende dampen. 1 deel narceïne lost bij + 13° op in 1385 deelen water, 945 „ alcohol van 80 pCt. 800 „ verdund azijnzuur. "Wordt narceïne met sterk zwavelzuur verwarmd, z°° kleurt zich het zuur zwart (niet groen), in dunne lagen violet- Sulphas narceïnicus kristalliseert in kleine prismen, die ffl®t water gedeeltelijk ontleed worden. Pier as narceïnicus vormt eene olieaehtige massa, die 111 kokend water gemakkelijk oplost. Tannas narceïnicus praecipiteert in grijswitte vlokken en 18 in kokend water eenigzins oplosbaar. Chloretum hydraigyrico-narceïnicus praecipiteert in niet t® verdunde oplossing olieachtig en wordt langzamerhand kris' tallijn. De klein concentrisch gegroepeerde prismen losse11

102