huis gevoerd, alwaar zij op hoopen gestapeld wordt en zoolang blijft liggen, tot dat de voorraad eindelijk aan kleinhandelaren wordt afgezet en door dezen inden groothandel komt. (Buchner’s Neues Repertorium Bd. XIV, N. 1.)

Over de Nardoo-plant van Oost-Australië; door David Moore. De Nardoo-plant behoort tot de klasse der Cryptogamen met vaten en het deel dat als voedsel door de inlanders van Oost-Australië gebruikt wordt is het sporangium, of de sporenhouder met de daarin vervatte sporen. Deze is eivormig, eenigzins afgeplat en hoogstens ]/8 duim lang, hard en hoornachtig van structuur, en alzoo vrij moeijelijk fijn te stampen en tot poeder te brengen, doch wordt, aan vochtigheid blootgesteld, spoedig week en slijmerig. Het is dezelfde zelfstandigheid, welke de reizigers Macpherson en Lyons op hunne reizen inde binnenlanden van Australië, tusschen Ellenindie en Cooper’s Creek in 1860 voor het gevaar vandoor honger om te komen heeft behoed. Deze reizigers wreven de vruchten tusschen steenen en bereidden daaruit een grof meel, zoo als dit de inlanders gewoon waren. De sporen leven in het water en wortelen zich inden bodemin de nabijheid der rijpe moederplant; wanneer het water uitdroogt, sterven de planten en laten de vruchten achter, welke soms de oppervlakte der uitgedroogde poelen in digte massa bedekken, alwaar zij dan worden ingezameld. Wanneer later die uitgedroogde plaatsen weder bevochtigd worden, hetzij door regen of overstrooming, zoo zwellen de vruchten op en ontlasten zich van hun inhoud, waaruit dan weder nieuwe planten ontstaan. Het loof is groen en gelijkt op de bladeren der klaver, daar het bestaat uit drie

184