N°. 1949.

Woensdag 6 Mei.

1908.

HET OOSTEN.

Weekblad gewijd aan Christelijke Phi'j nthropie.

. S ... "W°% gr* TC TC TVT 06 zu,vere en onbevlekte godsdienst voer God en

Doet recht den arme en den wees, rechtvaardig JtlSL JL'^I den Vader is deze: weezen en weduwen bezoeken in

den verdrukte en den arme. . . A K hunne verdrukking, en zichzelven onbesmet bewaren

vafi de Weesinrichting te jwoosch. jzin irriJL

_=— Aangsslotea bij den Csntraa!-Bor,d van Christelijke Phllanthropische Inrichtingen in Nederland. ■

O^cS-oz* ro«3.a.cti© van don X>l3r00t0~0LZB„

"C, SID IE IKT HET BESTTJIjB:

Ds. A. PIJNACKER HORDIJK, voorzitter, te Nijmegen. — Ds. J. SCHRIJVER, Pred.-Directeur, te Neerbosch. — D. J. HASPELS, Penningmeester, te Nijmegen. — H. A. VAN BAAK te Zeist en Mr A TW™ VAN HT7FCKEREN VAN KELL te Aneerloo, Leden der Comm. van Financiën. — E. J. GRIF PIJN te Arnhem. — J. VAN ZWET AVzn. te Rotterdam — Ds. J. D. VAN ARKEL . A. liaron VA* . _ MACKAY te Arnhem. - N. J. A. C. SWELLENGREBEL te Arnhem. - E. RENÉ VAN OÜWENALLER te Amsterdam.

Dit blad verschijnt eiken Woensdag. Abonnementsprijs per halfjaar f 1.50. Afzonderlijke nummers 10 Gent. Prijs der Advertentiën: van 1—10 regels ƒ1.-, elke regel meer 10 Gent. Advertentiën gelieye men franco te zenden aan het Bureau ran Met Oosten ; ingezonden Stukken aan de Redactie en Gelden aan de Commissie Tan Financiën te Neerbosch.

Waarom is gelooven beter dan aanschouwen ?

(Slot).

Omdat gij Mij gezien hebt. Thomas! zoo hebt gij geloofd, zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben. Joh. 20:29.

De tweede reden, waarom Jezus zaligspreekt dengene die niet gezien heeft en nochtans geloofd, is deze, dat het geloof ons een wereld te aanschouwen geeft, die niet alleen de werkelijkheid zelve is doch ook de meest zekere werkelijkheid. De zinnen, die ons met de zichtbare wereld in betrekking stellen, vergissen zich zoo licht, zij begaan zóóvele fouten, dat degenen, die naar zekerheid dorsten, een zekerder en vertrouwenswaardiger werktuig behoeven om te kennen en waar te nemen. Dat werktuig bestaat en heet geweten. Ik weet wel, dat het geweten van het ééne volk verschilt met dat van het andere en dat wat goed is voor den één nog niet goed is voor den ander. Dit alles is waar voor zoover 's menschen geweten niet verlicht is door Jezus Christus ; is het geweten eenmaal door Christus verlicht, dari ontstaat er eene wondervolle overeenstemming van geweten, tusschen de meest verwijderde volken en personen. Evenals de kompasnaald steeds aar getrokken wordt tot de magnetische pool, zoo gevoelt 's menschen geweten zich steeds aangetrokken tot Jezus Christus; door Hem verlicht en versterkt doet het ons zoo nauwkeurig onderscheiden tusschen goed en kwaad, dat twijfel buitengesloten is. Zoo leeren wij in de onzichtbare wereld dingen aanschouwen die oneindig veel werkelijker zijn dan in de zichtbare wereld. De blijdschap die wij in ons geweten smaken wanneer wij zijn stem zijn gehoorzaam geweest, de smart die wij gevoelen wanneer wij het ongehoorzaam waren, zijn van meer blijvenden en zekeren aard dan voorbijgaand genot of lijden van lichamelijken aard.

Hoe meer men naar de stem zijns gewetens luistert, zich daardoor laat leiden, des te meer geeft men den schijn prijs voor de werkelijkheid. Hoe meer ernst men maakt met zijn geweten, des te meer leert men de wereld, die zich voor het geestesoog onthult, kennen als de eenige ware en werkelijke; al het andere is slechts schijn, ten eenen male onvoldoende.

Men behoeft slechts acht te geven op mannen die op onmiskenbare wijze hun stempel gezet hebben op de historie, en de menschheid een stap voorwaarts gebracht hebben. Zij juist hebben voor hun geweten, 'als voor het hoogste gezag, van alles afstand gedaan om hun leven daarmede in overeenstemming te brengen. Dikwerf stonden zij alleen tegenover de geheele wereld evenals Luther te Worms; zij hebben de menschheid met zich een trap hooger gebracht door haar te verplichten ernst te maken met de stem van het geweten. Jezus zeide dus zeer terecht tot Thomas: Zalig zijn zij die niet zullen gezien hebben en nochtans geloofd; die

zich niet hebben laten bedriegen door hunne zinnen doch geleid door dat onzichtbaar orgaan; d. i. het geweten, in aanraking zijn gekomen met de wereld der werkelijkheid.

De derde reden, waarom Jezus zalig noemt degenen die niet gezien én nochtans geloofd hebben, is deze dat zij door het geloof en onder den. invloed van hun door Christus verlicht geweten, overgebracht zijn in de heerlijkste werkelijkheid. Is het inderdaad niet heerlijk, dat een zoon des stofs in onmiddellijke betrekking staat met den Almachtigen Vader, den Vader der geesten, dien de zinnen niet kunnen waarnemen, het oog niet heeft gezien, het oor niet heeft gehoord, de handen niet hebben getast en Die toch is de bron van alle leven, het wezen zelf van al het bestaande? Is het niet heerlijk voor 'een begenadigd zondaar zich geheel te kunnen overgeven in de handen van dien Vader, die goed en getrouw en liefdevol

is, en die ons leven in Zijn hand houdt,

terwijl wij clus niets meer te vreezen hebben van tijd noch eeuwigheid?

Wij weten dat het leven van dien Zoon des Menschen het schoonste, het nuttigste en meest werkelijke leven geweest is omdat Hij voortdurend in betrekking stond tot den Vader. Omdat Hij steeds putte uit de eeuwige bron en niet uit de gebroken bakken die geen water kunnen houden, is Zijn leven waarachtig, wezenlijk, verheven. Zonder overdrijving meen ik te mogen zeggen dat ons leven van schijn werkelijkheid wordt naarmate het onze aan dat van Christus gelijkvormig wordt; het wordt dit eerst waar het tot God in de verhouding komt te staan van kind tot Vader.

Ik wend mij in het bijzonder tot die lezers, welke in dit leven zijn overgezet, „welker leven met Christus verborgen in God is." Zij zullen mij niet tegenspreken wanneer ik zeg, dat zoodanig een leven voor hen de groote werkelijkheid uitmaakt, waarbij al het andere verbleekt en in het niet verzinkt. Heeft men eens de werkelijkheid aanschouwd, dan wil men niet meer naar den schijn terug. „Want wat baat het een mensch zoo hij de geheele wereld (de zichtbare wereld) gewint en lijdt schade aan zijn ziel (onzichtbare schat). Of wat zal een mensch geven tot lossing van zijne ziel?" Welgelukzalig degenen, die dit begrepen hebben en voortaan door het geloof leven. Zij kunnen alle stormen trotseeren, en behoeven nooit te vreezen dat het gebouw huns geloofs onder hunne voeten zal instorten.

Waarschijnlijk komen deze regelen onder 't oog van personen, dien de Heer droefenis zond en die niet begrijpen waarom Hij zoo handelt. Een geliefde doode is gestorven, zij hadden hem nog zoo noodig; een reeks teleurstellingen, een ziek lichaam,

leed en kommer, tranen en wonden

Waarom, waarom, roepen zij, zendt God ons dit. Waarom staat Hij het toe? Om een geheel eenvoudige en zelfde reden: om u te leeren niet meer te wandelen door aanschouwen maar door geloof, niet meer vast te houden aan het vergankelijke, maar te grijpen hetgeen blijft in alle eeuwig¬

heid, den schat in den hemel, waar noch mot noch roest verderft en waar de dieven niet doorgraven noch stelen.

Ten slotte nog dit: De dood wenkt ons ieder uur, nadert ieder onzer, en is een steeds dichter komende Werkelijkheid, niemand kan hem ontkomen, wat hij ook be* proeve. Velen vreezen hem en doen hun best hem te vergeten. Eene zonderlinge, onverantwoordelijke handelwijze!.Zij deden beter de les ter harte te nemen, welke de dood ons biedt om het nietige der vergankelijke dingen in het licht te stellen, opdat wij tot het gelooven zouden gebracht worden en tot de heerlijke werkelijkheid, welke de dood voor ons oog bedekt.

Mochten ook wij in de ure des doods tot den geheimzinnigen bezoeker kunnen zeggen: „Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geestDan zal de Vader, dien wij niet gezien hebben, doch weldra zien zullen, onzen geest ontvangen en overbrengen naar de gewesten der heerlijke, zalige, eeuwige werkelijkheid.

Frank Thomas.

Kroniek der Weesinrichting.

De week waarover we thans kronieken is een week van scheiden geweest. De chef van onze boekbinderij zag zijn oudsten zoon vertrekken naar het zonnig Oosten en al is zijn vaderhart vol van hartelijke werischen en goede verwachtingen voor het welzijn van dezen jonkman, dit neemt toch niet weg dat scheiden altijd pijn doet.

Ook gingen deze week de rouwklagers over onze straten om te verkondigen dat de oudste dochter van onzen onderwijzer Smit overleden was, en Donderdag trok er een sombere, zwarte stoet uit het sterfhuis naar het graf. Ach, wat was dat een zware tocht voor dien beproefden vader en voor al de zijnen. Gretha was de oudste en vader had haar lief. Zij was vlug en had ongetwijfeld met glans de begeerde akte gehaald en thans.... gingen wij achter haar baar en stonden bij haar graf. Heerlijk was het dat er in het hart dier verslagenen een zekere gewisheid was die sprak van leven ook al is Gretha gestorven, van overwinning ook al had dat zwakke lichaam het moeten afleggen legen den niemand ontzienden en sterken dood. Maar dit neemt toch niet weg dat scheiden, ook zoo'n scheiden, altijd pijn doet.

Even na deze begrafenis stonden wij tegenover een jongen man, en moesten afscheid van hem nemen. Wij moesten afscheid van hem nemen. Niet dat hij bij zijn koffer stond, gereed om heen te gaan, eervol heen te gaan van Neerbosch, de wereld in, helaas neen. Maar het ging niet langer met hem. Pas was er iets heel ergs gepasseerd, en toen was de maat eigenlijk reeds vol, maar nu liep die over. Jongens, die nog nooit wegens oneerlijkheid bij mij te boek warpn gesteld, waren reeds door hem meeger.omm op zijn heilloozen weg, en hoewel beterschap beloofd was, ging hij niettemin driest voort een revolutionaire beweging in het leven te roepen en anderen mee te voeren op het

pad van ach en wee. Daar moest een einde aan komen. Om hem te sparen, zooveel mogelijk te sparen, hebben we toen zijn vader aangeschreven en hem aan dezen overgegeven. Die scheiding viel mijne vrouw en mij om meer dan één reden zeer zwaar, doch het moest. Anderen liepen gevaar door hem onder te gaan en nu zien wij kans dezen zonder heftigen weerstand terug te voeren op dien weg, die eerlang voert naar een eervol vertrek van het Weezendorp. God zegene den jongen, bij wien den laatsten tijd het kwaad zienderoogen toenam en geve dat hij elders moge komen tot het geloof en de waarachtige bekeering.

En waar we nu op zoo verschillende wijzen met het scheiden hadden kennis gemaakt, zal het u zeker wel niet verwonderen, dat wij Donderdagavond te 8 uren, toen we in de kerk afscheid namen van de 8 meisjes die op 1 Mei gingen dienen, het woord kozen dat u leest in Romeinen 8 : 35«,: Wie .zal ons scheiden van de liefde van Christus ? Voorwaar, veel moeten we dikwijls missen en velen met wie we eens geleefd hebben en vroolijk waren, verlaten ons ... wat zijn er velen, wat zijn er vooral hier velen, die moeten zeggen: vader en moeder hebben mij verlaten, doch als we door het geloof in en de overgave aan den Keere Jezus Christus kinderen Gods zijn, dan kunnen we er tegelijk aan toevoegen: maar de Heerheeft mij aangenomen (Ps. 27 : 10). En dat is heerlijk, dat maakt rijk, dat geeft overal, onder alle omstandigheden den hocgsten' troost. Dan kan het dak van ons huis afbranden boven ons ihoofd, dan kan alle uitzicht ons worden verduisterd door de meest ongewenschte verdrietelijkheden, dan kan ons lichaam aftakelen en ons leven zelfs een ruïne worden, maar de liefde van Christus gaat niet, gaat nooit meer van ons scheiden. Daarbij hebben wij onze kinderen bepaald. Zoo'n avond van afscheid is ernstig. Zij en wij hebben er behoefte aan nog eens bepaald te worden bij hetgeen blijft, altijd blijft, 's Middags om drie uren hebben ze gezamenlijk bij ons thee gedronken en we hadden een goed uurtje in de serre al bleven de waterlanders niet weg. Ik kan mij dat schoon begrijpen. Juist op zulke tijden laat de zwaarte van het kruis der weezen zich het meest gevoelen. O zeker, ze voelen de hartelijkheid van mijne vrouw wel, die eerst voor hun opleiding en ten leste voor hun kofïer en goed zorgt alseen moeder, maar zij is toch hun moeder niet. Wij hebben Vrijdagmorgen samen geknield in mijn studeerkamer en mijne vrouw heeft ze nog gebracht tot de witte paaltjes, toen gingen ze verder met Mej. Montijn, maar er was geen moeder, die de afscheidskus gaf. En nu zitten ze reeds een ieder op de bestemming. Kinderen houdt u kloek en gedraagt u als echte Neerbosschers. Kloek in uw dienst -en echt tegenover uw Tehuis. Over het algemeen zijn wij zeer tevreden over onze meisjes die dienen. Ze moeten minstens een jaar blijven in den dienst, waarin wij ze geplaatst hebben en dat gebeurt ook zoo goed als altijd'. Een enkelen keer ging het