LEZERS

PARLEMENT

De lezers kunnen op deze bladzijde meeningen of denkbeelden te kennen geven ten bate van de nationale zaak, onafhankelijk van de opvattingen der redactie

De redactie houdt zich het recht van bekorting voor, terwille van plaatsruimte, ter vermijding van herhalingen, of om brieven voor opname geschikt te maken

POLITIEK LEVENSELEMENT DER VRIJHEID

Als natuurlijke reactie op de bezetting van Nederland dringt zich bij een elk de vraag op: wat dient na het herstel van een vrij Nederland, te worden vernieuwd. Daarover is al veel geschreven doch meestal kwam men niet verder dan tot het uitspreken van den wensch tot vernieuwing.

Het is jammer, dat ons in Engeland zoo betrekkelijk weinig ter kennis komt van de verandering in de geestesgesteldheid van de bevolking in het bezette gebied. Want voor een zeer groot gedeelte zal de te volgen lijn in vrij Nederland door haar worden bepaald. Niet omdat zij onder het juk van Duitschland is, maar om haar numerieke meerderheid in- vergelijking tot het handjevol Nederlanders in Engeland. Er wordt ons wel steeds verhaald van den wensch onder de Nederlandsche bevolking om de politiek af te schaffen. Men noemt dat zelfs al verruiming van inzichten. Het komt mij voor, dat men van plan is iets te willen gaan opheffen, dat niet op te heffen is. Als we eerst de politiek scheiden in twee elementen, n.l. de binnenlandsche en de buitenlandsche politiek, dan vraag ik hoe men toch de buitenlandsche zou kunnen afschaffen. Tot de binnenlandsche komende, zou ik het begrip politiek willen definieeren als: vorm van regeeren onder invloed en toezicht van het volk. Wel, wenscht men dien vorm van regeeren af te schaffen? Of vechten we juist voor een zoo democratisch mogelijken bestuursvorm? Is het de bedoeling een eenheidspartij te vormen? Ik dacht, dat de Nederlanders te verstandig waren om niet dadelijk de onmogelijkheid daarvan in te zien, en wel om de eenvoudige reden, dat zulk een partij onbestaanbaar is. Misschien kan men kleine groepsvormingen uit het verleden uitschakelen, maar direct waarneembaar zijn toch de onderscheiden menschen en belangen van werkgevers, werknemers en de kerk, die daardoorheen in ons land een belangrijke rol speelt. Politieke partijen zullen blijven voortbestaan, niet omdat ze, zooals velen zeggen, zoo geschikt zijn voor gedachtenwisseling, maar om de realiteit, dat ze zijn. Ze zijn de belichaming van sociale en geestelijke stroomingen en die zijn niet op te heffen, mogelijk misschien hier en daar te her groepeeren. Ook al zijn er fouten gemaakt, dan rechtvaardigt dit nog niet den wensch tot radicale opruiming. Waar vindt men het volmaakte? Laten we ons toch goed voor

oogen houden, dat het juist de fascisten waren, die de truc van vernietiging van “de politiek” gebruikt hebben om groote groepen van de bevolking eerst te verblinden en later ten deele te vergiftigen.

Wat uit dezen oorlogsbrand voor ons gered moet worden is een vrij en democratisch Nederland. En democratie impliceert politiek. Zonder het ééne niet het andere. A. S.

MOBILISATIE VAN INTELLËCTUEELE WERKKRACHTEN

Geachte Redactie,

In Uw blad van 21 Juni—zooeven ontvangen—trof ik een artikeltje aan, waarin op het tekort aan arbeidskrachten op alle gebied de nadruk gelegd wordt. En de moeilijkheid geschoolde arbeiders van hoofd en hand, waaraan de behoefte steeds toeneemt, te krijgen.

Het mag verwondering wekken, dat deze stand van zaken, welke toch reeds sinds langen tijd moet bestaan, tot heden nog geen aanleiding gegeven heeft een oproep tot de vrije Nederlanders te richten om zich voor den tii'd van den oorlog ter beschikking te stellen van de Regeering. Ter verkrijging van technische krachten zal schijnbaar zulk een stap nu ondernomen worden. Is de verkrijging van andere hoofd- en handarbeiders zoo weinig acuut?

Er mag in dit verband op gewezen worden, dat de opoffering, welke van onze landgenooten in het vrije buitenland gevraagd werd, een vrihvillige belasting te betalen, hun opofferingsgezindheid en nog minder hun wil act'ef mede te werken uitgeput 'heeft. Ik meen voor bijna alle vrije Nederlanders te spreken, wanneer ik de Regeering zeg: Wij zijp bereid onze persoonlijke belangen en interessen terzijde te stellen voor den tijd van den oorlog en onze werkkracht ter dispositie van de Regeering te stellen. Wij willen actief medewerken en wel daar, waar onze arbeidskracht ten behoeve van het landsbelang het beste dienstbaar gemaakt kan worden. Wij zouden ons schamen naar Nederland terug te keeren, wanneer wij niet naar beste krachten hebben bii gedragen tot het bereiken van het hooge doel.: de bevrijding van ons vaderland van de onderdrukkers, resp. het behoud van onze koloniën voor het moederland. Wij wachten op Uw oproep.

Natuurlijk moet met overleg te werk worden gegaan. Avontuurlijke en onverantwoordelijke personen moeten geremd worden, terwijl menschen, die wegens zórg voor de toekomst, welke noodzakelijkerwijze een groote rol moet spelen bij personen met verantwoordelijkheidsgevoel, hun zaken en betrekkingen niet zonder meer kunnen opgeven, gesteund moeten worden.

Tot slot zou ik nog willen wijzen op de bijzondere positie, waarin zich de Nederlanders in Spanje bevinden. De mogelijkheid mag niet worden onderschat, dat binnen kortere of langere tijd tot evacuatie zal moeten worden overgegaan. Een vroegtijdige evacuatie van bruikbare krachten zou een gedwongen evacuatie van de overblijvenden reeds aanzienlijk vereenvoudigen. En in het geval van Spanje een voordeel aan twee zijden beteekenen. Hoogachtend

J. B.

NEDERLAND EN RUSLAND

Geachte Redactie,

Het is reeds meer dan een maand geleden, dat U in een uitstekend hoofdartikel “Nederland en het Russiche Volk” pleitte voor diplomatieke betrekkingen met Rusland, waarbij tevens het prachtige idee werd gelanceerd, om het werk van het seruminstituut te Bandoeng ter beschikking der Russen te stellen.

In een strijd' op leven en dood, die ook onze strijd is, werd in deze maand verder nameloos leed over Rusland uitgestort.

Ik heb intusschen met vele Nederlanders, mannen en vrouwen van allerlei geloof, rang en stand, over de Russiche kwestie gesproken en ik heb niemand gevonden, die niet van harte met UiV hoofdartikel instémde. De a:lgemeene opinie van de Nederlanders in Londen is de negatieve houding onzer Regeering ver vooruit. Maar niet alleen de algemeene opinie van de Nederlanders in Londen. Ik lees in Vrij Nederland van 18 October op blz. 359 onder Nederlandsch Nieuws; “De Russen zijn nu zeer populair bij ons. Niemand bemoeit zich met de vraag of zij communisten zijn of niet. Zij zijn ‘ onze bondgenooten ’”. Dit is een kersversche opinie uit ons Vaderland. Hoewel we hier nog geen opinie uit Indië hebben, kunnen we—het enthousiasme en élan kennende zonder aarzeling aannemen, dat ook daar de gevoelens dezelfde zullen zijn.

Hoe lang blijft onze Regeering nog volharden in haar negatieve houding?

De Russische kwestie wekt alom in Nederlandsche kringen groote ergernis. Het is een kwestie, die we in gesprekken met onze Engelsche vrienden zorgvuldig vermijden. Het is ook een kwestie, die funest is voor het prestige van onze Regeering. Hoogachtend,

Vaderlander.

Men ziet dus, zooals de zaken op het oogenblik nog staan, is er nog geen reden tot groot pessimisme ten aanzien van onzen gulden. De prijsstijging in Nederland, het oploopen van onze binnenlandsche schuld, de versnelling van onze geldcirculatie, steken niet al te ongunstig af bij de overeenkomstige verschijnselen in Engeland. Verder is een troostende omstandigheid dat Amerika allicht niet naar een verhooging van het peil van den dollar, in vergelijking met dat van het pond sterling, srtreven zal, maar veeleer die verhooging zal bestrijden.

Het is dus, zooals de dingen zich nu nog laten aanzien, verre van zeker, dat de pariteit tusschen den Nederlandschen en den Nederlandsch-Indischen gulden niet zou kunnen worden gehandhaafd. Indië zal terwille van zijn uitvoer, waarschijnlijk geen verhooging van het koerspeil van zijn gulden, in vergelijking met pond sterling of dollar, verdragen. De vraag

is dus voornamelijk, of Nederland nog kan meekomen. En wij zien, zooals de omstandigheden nu nog zijn, geen reden om daaraan te wanhopen.

Handhaving van het geld beteekent echter nog geen welvaart. Er zal groote verarming zijn in het leeggestolen Nederland. Men zal zich beperkt zien in het tempo van herstel, men zal moeten zwoegen om het verlorene bij te werken. Laat ons hopen dat wij daartoe de gelegenheid krijgen!

Een nuchtere en critische beschouwing van deze dingen is gewenscht. Op dit gebied heerscht voor het oogenblik een al te groot en schadelijk fatalisme. Er kan nog veel gebeuren dat onverwachten invloed zou kunnen uitoefenen op deze aangelegenheid; niemand kan in de toekomst zien. Maar naar den stand van het oogenblik, en naar de nprmale voortzetting daarvan moeten wij oordeelen.