miskennen ziektebeeld. Het is vooral de schrompeling, de atropine van het vulvair-slijmvlies die karakteristiek is, gepaard met een volkomen verlies van elasticiteit, waardoor het voorzichtigste onderzoek, zelfs het uit elkaar houden van de kleine labia, rhagaden veroorzaakt. Ook in gevallen waar de subjectieve bezwaren gering zijn, teekent dit aspect onmiddellijk de ongeneeslijkheid van de aandoening, die dan ook voor geen enkele therapie wijkt, al kan door zalfbehandeling aan de subjectieve bezwaren wat worden tegemoet gekomen. Dr. Mendes de Leon heeft dezelfde ervaring opgedaan als Dr. van Tussenbroek; hij vindt het beeld ook volkomen typisch. Yan de gevallen, die onder zijn observatie kwamen, heeft hij er een of twee geopereerd, en die ook in deze vereeniging medegedeeld. De heer Sohoemaker houdt hierop de volgende voordracht over carcinoom-parasieten. M. II., wanneer ik ga spreken over de aetiologie van het carcinoom, dan voel ik me als een kleine jongen die over de schutting van zijn buurman is geklommen, in diens tuin wat heeft rondgekeken, hier en daar een peer en een appel, misschien wel onrijp goed, heeft weggenomen en nu opgetogen terugkeert om zijn makkers de geroofde schatten te vertoonen, en met veel ophef vertelt van de heerlijkheden, die hij daar ginds gezien heeft. Maar zijn beschrijvingen zijn niet zoo heel nauwkeurig, want hij heeft maar weinig tijd gehad tot opmerken; hij was ook niet zeer georiƫnteerd op het gebied, dat hij betreden had, eri gaandeweg drukt hij zich minder beslist uit, en moet hij op steeds meer vragen antwoorden: dat weet ik niet, dat heb ik zoo gauw niet kunnen zien. Zoo gaat het ook mij, nu ik gegaan ben op het gebied van den zoƶloog en den patholoog-anatoom, en ik eens geneusd heb in die werkplaatsen der wetenschap, waar ik nog nauwelijks als leerjongen een plaats zou kunnen vinden. Maar gelukkig, ik ben de eeuige niet. Er zjjn zoo veel chirurgen die zich vermeten hebben op ontdekking te gaan naar de oorzaak van het carcinoom en waarlijk, het is hun te vergeven. AYant wanneer er toch iemand is wiens gemoed er maar geen vrede bij kan hebben, dat we van het ontstaan der kwaadaardige gezwellen niets begrijpen, dan is hij het toch zeker wel, die bijna dagelijks met dat spook moet worstelen, en het zoo dikwijls in dien strijd moet opgeven. Hy weet het wel, zijn eigen terrein is de kliniek; maar de klinische waarneming brengt hem niet verder dan bespiegelingen en beschouwingen wier resultaat niet veel anders is dan een verfijnde herhaling van wat de volksmond zegt, dat de kanker besmettelijk is.

345