dien ik met gestrengheid moest doordrijven. Hier gaat dat beter. De vrouwen trekken schoon linnengoed aan, zoodra zij bemerken, dat de bevalling nadert. Het wordt opgespeld tot onder de armen en daarover komt een oud rokje, dat na afloop van de plechtigheid wordt uitgetrokken. Geregeld worden stopdoeken gebruikt. In beide provinciën zijnde sluitlakens een gewild artikel. Minder goed gaat het hier met de rustperiode. Primiparae zeuren reeds den flen dag om uit bed te komen, multiparae laten zich den eersten dag reeds het bed opmaken en zitten den 3en dag dikwijls achter de kachel, Den se» dag doet menigeen het gewone lichte huiswerk. Merkwaardigerwijze zijn zij bang voor den 9den dag: die is volgens hen „kritiek”. Wie op 8 dagen al wat werkte, zal den volgenden morgen stil blijven zitten en een groot deel van den dag op bed liggen om den volgenden morgen naar den akker te stappen. Men kan als dokter dit nu wel trachten tegen te gaan, doch ’t gaat slecht de vrouwen te dwingen, vooral daar slechte gevolgen nooit voorkomen. Inde 9 jaren zag ik hier geen 3 maal een prolapsus, mijn pessaria bederven inde kast. In Drenthe, waar de kraamvrouw veel langer ligt, komen daarentegen allerlei liggingsveranderingen van den uterus, alsmede veel prolapsus vaginae voor: alweer een bewijs voor het verschil in weerstandsvermogen ginds en hier. Wat nu den pasgeborene aangaat, deze wordt in Drenthe afgebonden met een eindje band en hier met 8 of 10 dubbel garen. Het wasschen en zoo noodig inwrijven met olie laat niets te wenschen over: ieder plekje, dat zou worden vergeten, „zou later uitslag krijgen”. Dit is het leidend motief, zoowel ginds als hier. Wat merkwaardig is, is de gewoonte in Drenthe, om altijd het kind van den dokter aan te nemen ineen hemd van den vader. Yan dit gebruik, dat nooit wordt verzuimd, weet niemand eene verklaring te geven. Even merkwaardig wellicht is de gewoonte hier, om nooit alleen om den verloskundige te rijden. Is er een zieke, dan rijdt de koetsier alleen; is ’t voor een kraamvrouw, dan neemt hij iemand mee tot gezelschap. Deed hij anders, dan zou het (volgens het vaste volksgeloof) slecht met de kraamvrouw afloopen. In beide provinciën wordt de kleine overtollig dik ingebakerd en allereerst voorzien vaneen muts, in Drenthe van twee, terwijl hier te lande, waar de menschen overwegend Katholiek zijn, de jonggeborene nog denzelfden dag naar de kerk ten doop wordt gedragen, door weêr en wind, over groote afstanden, waarbij het, vooral in ’t naar huis gaan, dikwijls zéér vroolijk toegaat.

89