ineen krankzinnigengesticht doorgebracht. Menstruatie normaal. Klachten: buikpijn, hoofdpijn. Het intraligamentair ontwikkelde oystoma uniloculare ovarii sinistri is door oude vergroeiingen verbonden met den uterus en de omgeving. Ook het andere ovarium, overigens gezond, moet uiteen omhulsel van pseudomembranen worden opgedolven. Beide worden verwijderd. Ongestoorde genezing. Op de hevige hoofdpijnen heeft de operatie niet den minsten invloed, evenmin als op haar psychischen toestand. Volgens berichten is zij eenige maanden later aan een hersenhjden bezweken. 2. (n°. 9 1900). V p. 62 j. Menopause op het 52e jaar. In het laatste jaar nu en dan, zeer onregelmatig, bloedverlies per vagmam; inde laatste drie maanden klachten over buikpijn en dikker worden van den buik. Algemeene toestand goed. Er werd een tot boven den navel reikende ovariaalcyste gediagnostiseerd, wat bij de laparotomie bevestigd werd. Stompen met peritoneum overdekt. Oystoma glandulare colloides. Genezing ongestoord. De uterus was niet vergroot, maar toch niet zóó atrophisch, als men op dezen leeftijd mocht verwachten. Het ware daarom veiliger geweest dit orgaan ook te exstirpeeren '). 3. (n°. 24—1900). Yirgo, 25 j., Menstruatie reeds sedert lang anteponeerend en pijnlijk. Pat. werd de laatste veertien dagen op de interne afdeeling behandeld voor koorts en buikpijn, waarvan de oorzaak in het duister bleef. Of de daarbij gevonden tumor er schuld aan had, scheen twijfelachtig. Vóór den uterus lag een zeer bewegelijke cyste ter grootte vaneen kokosnoot; de diagnose werd gesteld op steeltorsie vaneen dermoidoyste. Bij de laparotomie bleek het echter een parovariaalcyste zonder steeldraaiing te zijn, waarvan de exstirpatie geen moeilijkheid gaf. Het overeenkomstige ovarium bevatte één grootere en eenige kleinere follikelcysten, en werd mede verwijderd. Adnexum aan de andere zijde gezond. Genezing zonder stoornis. 4. (n°. 114—1900). Virgo, 16 j. Menstruatie begon op het 13ejaar; amenorrhoiseh sedert 11 maanden. Zij bespeurde inde laatste 9 maanden, dat de buik in omvang toenam: de geneesheer verrichtte daarvoor eenige malen punctie (12—16 L. vocht) —het laatst voor 2'/2 week. Bij het magere meisje waren de borstorganen sterk naar boven verplaatst, zoodat de bovengrens der lever inde mamillairlijn inde 4e intercostaal-ruimte werd gevonden, de puntstoot inde 2e, binnen de mamillairlijn. Aan den achterkant stond het diax) De vrouw is thans, Juni 1904, nog gezond.

180