Uit absccsliolte vloeit nog steeds pus, dagelijks wordt de wondholte eenmaal geirrigeerd. 23.4. de wondholte wordt dagelijks wegens retentie twee maal gereinigd; de opening inde tuba wordt verwijd, de stompen vertoonen een nekrotisch vuil beslag, doch geen neiging zich af te stooten, temperatuur meestal 38°4. 25.4. toestand verergerd, zeer frequente ontlasting. 26 4. toestand iets beter, diarrbee blijft voortbestaan, eetlust ongeloofelijk goed. 29.4. toestand aanmerkelijk beter, zeer frequente ontlasting, dagelijks irrigatie van de tubairholte, stompen stooten zich af. Pat. krijgt heden geen voedsel. 14.5. temperatuur normaal, ontlasting gebonden doch frequent, vaginaalwond en opening in tuba gesloten. Hoewel de darmkatarrh slechts zeer langzaam verbeterde, namen de krachten van pat. gaandeweg toe zoodat zij zich na circa 6 weken vrij flink gevoelde. Langzamerhand begon zij weder over pijn inden buik en overeen gevoel van spanning in abdomine te klagen. Bij onderzoek werd inden linker onderbuik een kinderhoofdgroote, sterk gespannen, weinig fluctueerende, bolronde tumor gevonden. Inden rechter onderbuik voelde men een harde tegen den bekkenwand gelegen vaste massa. Punctie van den cysteusen? tumor gaf geen resultaat, vermoedeljjk wegens den meer vasten inhoud van den tumor (papillair cystoom van het ovarium). De tumor groeide zeer snel, bereikte binnen enkele weken de grootte vaneen manshoofd , de maligne aandoening van het peritoneum nam spoedig aan uitgebreidheid toe en ascites trad op. Pat. die zeer dyspnoeisch was, succombeerde vrij wel onverwachts. Naar aanleiding van dit ziekteproces wensch ik enkele opmerkingen te maken Inde eerste plaatswas de combinatie van het submuqueuse myoom en het carcinoom voor mij een verrassing. De atypische bloedingen, de vuile afscheidingsprodukten uit de genitaliën, de zekerheid van de aanwezigheid vaneen submuqueus myoom, de typische myoomfacies van patiënte hebben mij op een dwaalspoor gebracht. De verschijnselen konden alle door het submuqueuse myoom verklaard worden. De onwilligheid van patiënte ten opzichte eener operatiewas oorzaak, dat het carcinoom bij de operatie reeds ver gewoekerd bleek te zijn. De zitplaats van het carcinoom, de voortwoekering in het myoom hebben er toe bijgedragen, dat de maligne verandering bij het digitaal onderzoek, anderhalf jaar vóór de operatie, niet gevonden is geworden,

230