atropine der congenitaal dystopische nier als eender oorzaken beschouwt, waardoor zij zoo zelden bewegelijk wordt (zie pag. 56). Inde lengte van haren ureter bezit de congenitaal dystopische nier ten slotte nog een kenmerk, waardoor aan den emhryonalen toestand wordt herinnerd. Deze lengte is steeds veel geringer dan die vaneen normalen ureter: het verschil bedraagtllls0—15 en meer centimeters. Slechts ineen geval (Israël) werd gevonden, dat de ureter sterk gekronkeld verliep en een lengte van 25 cM., die dus ongeveer normaal is, had. Als regel mondt de ureter op de normale plaats inde blaas uit, ook inde gevallen van gekruiste nierdystopie. Slechts zeer zelden vond men de nierdystopie met andere anomalieën van den ureter gecombineerd; de beide gevallen van Tangl vermeldde ik reeds (p. 53); verder beschrijft Gruber nog een geval, waar de ureter blind eindigde en zijdelings met de vesieula seminalis in communicatie stond; die dystopische nier was daarbij geheel atrophisch. Ook in het geval van Cohn, waar de diagnose op rudimentaire dystopische nier werd gesteld, kon men cystoscopisch aan de zijde der nierdystopie geen ureterostium ontdekken. Volledigheidshalve zij ten slotte nog gememoreerd, dat de bijnier zich steeds op hare normale plaats bevindt. Bij de bespreking van de klinische beteelcenis der congenitale nierdystopie moeten wijde overigens normale van de pathologisch veranderde dystopische nier scheiden. Dat de overigens normale, congenitaal dystopische nier tot de meest verschillende stoornissen kan aanleiding geven, wordt bewezen door de boven medegedeelde ziektegeschiedenissen. Inde eerste plaats moeten dan genoemd worden dezelfde subjectieve bezwaren, die bij verschillende chronische aandoeningen van het vrouwelijke genitaal-apparaat optreden: pijnen in het onderlijf, in rug, stuit en lendenstreek; uitstralende pijnen inde onderste extremiteiten; pijnen bij de cohabitatie; gevoel van zwaarte in het onderlijf; dit alles zijnde ieder bekende symptomen, die er op wijzen, dat er in het kleine bekken iets niet in orde is. Ook tot menstruatiestoornissen kan de congenitale nierdystopie als zoodanig aanleiding geven, waarop ik tegenover Kehrer den nadruk zou willen leggen, die meent, dat alleen bij nerveuse vrouwen menstruatiestoornissen misschien het gevolg der nierdystopie kunnen zijn. Het door mij behandelde geval is m.i. een klassiek voorbeeld voor dezen samenhang: doordat de nier in dit geval geheel intraligamentair was gelegen, nam zij waarschijnlijk ook in belangnjker mate deel aan de menstruale congestie en worden de hevige dysmenorrhoïsche bezwaren der patiënte (die overigens volstrekt geen nerveus individu was) gemakkelijk verklaar-

59