scheidene plaatsen tweemaal, soms driemaal getroffen, daar het sterk gekronkeld verloopt. Alle elementen van den wand zijn gehypertrophieerd, vooral echter het bindweefsel. Dit bestaat uit jong

Schematische overlangsche doorsnede der tuha van geval Y. Lu. gekronkeld tuhalumen, bij A. sterk verwijd dooreen zich daarin bevindend coagulum. OA. = Ostium abdominale. W. intacte bovenwand. Mes. = Mesosalpinx, p—q = plaats der ei-insertie. Mo. Mola. Amh. Amnionholte, Mus. = Muscularis, Cap. Capsularis. losmazig weefsel met vele vertakte cellen en kleine kernen, dat de spiervezels uiteendringt. Bovendien is er een sterk oedeem van den geheelen wand. De vaatwanden zijn sterk verdikt en zeer talrijk. Diffuse kleincellige infiltratie van den geheelen wand. De plooien zijn normaal, de eigelijke mucosa is verbreed, slechts op enkele plaatsen ligt het epithelium direct op de muscularis. Het epithelium is overal intact, 10 « hoog. Het epithelium der serosa is overal verdwenen. De subserosa is bijzonder rijk aan sterk gevulde vaten, voornamelijk venen; onder de serosa vindt men hier en daar groepjes groote, gezwollen, aaneengesloten cellen, die reeds herhaaldeljjk als decidua beschreven zijn. Naar het ei toe worden de plooien dikker en plomper, zoowel door sterke vaatvulling en oedeem, als door zwelling der stromacellen. Yan deciduale veranderingen, zooals fig. 14 PI. IY te zien geeft, geen spoor. Inde nabijheid van de mediale eipool treedt ineen der plooien eene bloeding op, die haar als een 4 mM. breeden uitwas in het sterk verwijde lumen doet uitpuilen. Die plooi is grootendeels met sterk afgeplat epithelium bekleed; naar den kant van het ei is

155