DE GROEI VAN HET EMBRYO EN ZIJNE PROPORTIES.

De kromme van den groei gedurende het intranterine leven sluit zich dus geheel aan hij die van den postuterinen groei, met dien verstande, dat hier de verhouding tusschen hoofd en overig lichaam in veel korteren tijd en veel sterker gewijzigd wordt. Vergelijkend met het voorafgaande en verdere verloop van den leugtegroei is liet mij echter waarschijnlijk, dat de gewone opvatting (Haase), als zoude het emhryo inde laatste vijf maanden telkens 5 cM. groeien, in dien zin moet gewijzigd worden, dat in do zesde maand de groei het sterkst is,, en tegen de tiende maand het minst, (lijn —.—.— De normale lengte is daarna: 6e maand in plaats van 30 B5 1e „ „ „ „ 35 —42 8e „ , „ * 40 —45 9e „ „ „ yt 45 —4 7 Dit komt overeen met de gegevens van Gönner (in Winkels Handhoek.) Naar evenredigheid zoude dus de toename in lengte vanaf de zesde maand telkens minder, de toename in gewicht daarentegen te grooter worden, naar mate het einde van de graviditeit wordt bereikt. Prof. Kouwer heeft met bewondering maar ook met eenige verwondering deze uiteenzetting gehoord. Hoe komt de heer Stratz

188

Menses (28 diorum).