Dr. A. Overbosch, te Leeuwarden, wordt als lid der Ned. Gyn. Yereeniging aangenomen. Yervolgens doet Prof. Kouwet de volgende mededeeling over een geval van extraperitoneale keizersnede. Hij laat aan de mededeeling van dat geval de opmerking voorafgaan, dat hij in geenen deele de meening van vele Huitsche gynaecologen deelt, dat er voor de moderne extraperitoneale keizersnede, d. w. z. de suprasymphysaire, een groote toekomst is weggelegd. Waar indicatie voor keizersnede bestaat bij niet geïnfecteerde vrouwen, heeft zij geen enkel voordeel boven de klassieke operatiemethode, wel nadeelen, terwijl bij bestaande infectie het al niet minder bedenkelijk is het celweefsel daaraan bloot te stellen dan het peritoneum. Over placenta praevia on eclampsie als denkbare indicaties wil hij thans niet spreken. De omstandigheden, die hem tot de genoemde operatie brachten, waren de volgende. Bij een eerstbarige van 20 j., die bijna 8 weken vóór de verlossing inde kliniek was opgenomen, had het ons getroffen, dat het kinderhoofd niet indaalde, ofschoon het bekken slechts matig vernauwd was: C. Y. 9.6 c.M. (Gauss). Men verwachtte, dat de weeën den geringen tegenstand wel zouden overwinnen. JSTa een paar dagen nu en dan over pijn geklaagd te hebben, kreeg de vrouw den 27ea Kov. regelmatige weeën. Deze duurden tot 1 Dec., wel is waar afgebroken door perioden van rust, maar schenen toch overigens meer dan voldoende, om de haring te doen vorderen. Dit geschiedde echter niet. Bij het eerste onderzoek was er 2 c.M. ontsluiting, en drie dagen later was deze pas tot 6 of 7 c.M. toegenomen, toen de vochtblaas barstte. Den leu Dec., dus ruim 4 etmalen na het begin van de haring, was de wijdte van het ostium eerder afgenomen dan vermeerderd. De uterus, lang en smal, maar zonder duidelijken contractiering, was niet pijnlijk, en het hoofd stond nog altijd op den bekkeningang geklemd. De temperatuur was echter des morgens plotseling tot 39.7° gestegen! Kinderlijke harttonen best. Aanleiding tot het beëindigen der verlossing was er dus ongetwijfeld. Wel is waar kon men zich nog eenige uren tijd gunnen, maar het mocht niet waarschijnlijk worden geacht, dat ontsluiting en indaling hierdoor zouden toenemen. Kunstmatige verwijding en hooge tang mochten voor moeder noch kind aanbevelenswaardig worden genoemd. Het levende kind te perforeeren, op zichzelf al niet anders dan inden uitersten nood te verdedigen, zou bovendien niet mogelijk zijn zonder kunstmatige verwijding van het ostium, d. w. z. verwonding van den geïnfecteerden uterus, misschien tot in het parametrium toe. Pubiotomie zou behalve deze, nog andere wonden veroor-

46