1. Excessieve vermeerdering van klieren. 2. Onregelmatig verloop der klieren. 3. Meerlagig epithelium. 4. Papillaire excrescenties inde klierlumina. 5. Binnendringen der klieren inde muscularis. 6. Leucocyten-infiltraat op de grens van het adenoom. Uit do gedemonstreerde praeparaten blijkt, dat geen dezer kenmerken karakteristiek is; zoowel bij physiologische klierwoekering en kliersecreties als ook bij pathologische benigne hypertrophie kan het klierepithelium deze verschijnselen vertoonen. De diagnose van het kwaadaardig adenoom staat derhalve nog op zeer losse schroeven; misschien, dat het onderzoek naar glycogeen er iets toe zal bijdragen, meerdere zekerheid in twijfelachtige gevallen te verkrijgen. Benige weken geleden kwamen in het Laboratorium der Vrouwenkliniek twee proefcurettementen ter onderzoek, (één uit de privaat praktijk van Prof. Treub en één uit spreker’s praktijk) waarbij de diagnose uiterst lastig was. Deze mikroskopische beelden worden vertoond. Uit het histologisch onderzoek der geëxstirpeerde uteri bleek, dat inderdaad met recht de diagnose adenoraa malignum gesteld was. In het eene slijmvlies ontbrak glycogeen ten eenen male, in het andere waren alleen die gedeelten glycogeenhoudend, die er nog het meest normaal uitzagen. Dit resultaat komt overeen met de uitkomsten der onderzoekingen van Prof. Arn o 1 d in Heidelberg, die in maag- en darmadenomen geen glycogeen vond; alleen slijm en „Hallert” carcinomen maken een uitzondering: hoe meerde kliervorm afweek van de normale, hoe minder glycogeen gevonden werd. Spreker raadt derhalve aan op dit verschijnsel te letten en als regel de gecuretteerde slijmvlies-stukjes direct te harden in alcohol, ten einde het glycogeen, dat in water zeer oplosbaar is, eventueel te kunnen aantoonen. Het mikroskopisch beeld lijdt niets onder de directe alcoholharding (afgezien van eeuige schrompeling) integendeel komen de kariokinetische kerndeelingsflguren zeer fraai voor den dag. De heer van der Hoeven zegt, dat de moeilijkheid van de differentieel-diagnose tusschen benigne en maligne woekeringen van het uterus-slijmvlies voor hem eenigszins anders gelegen is dan voor den heer Driessen, speciaal wat de papillaire excrescenties betreft. Die dingen houden wij toch al sinds 20 jaar niet meer voor maligne. Spreker herinnert zich een praeparaat destijds door Kouwer aan Siegenbeek van Heukelom gezonden, en door laatstgenoemden op grond van pap. excrescenties voor maligne verklaard, waarbij na de operatie een telegram van K ouwe r kwam: het is een extra-Ned. Tijdschr. v. Yerlosk. en Gynaeo. XXI. 18

261