voor de versie op het hoofd de bekkenvernauwing genoemd wordt, juist in zes van die gevallen van Prof. Kouwer na de keering op het hoofd prolapsus funic. ontstaan is, en het kind door versie en extractie nog juist gered kon worden. In die gevallen is dus de versie op het hoofd niet noodig geweest. Wat het fixeeren van het kind in sohedelligging door kussentjes betreft, die mogelijkheid schijnt hem zeer problematisch. Prof. Kouwer zegt, dat de heer Ribbius zich de bedoeling van de kussentjes onjuist voorstelt. Zij dienen niet om het kind in hoofdligging te fixeeren, maar alleen om den uterus een lang gerekten vorm te geven, en zoo het omdraaien van den foetus te verhinderen. Over de bekkenvernauwing als indicatie voor de keering op het hoofd wil hij alléén zeggen, dat het doorgaan van het nakomend hoofd door het hekken in sommige gevallen wel mee kan vallen, maar dat men de verhoudingen veel beter beoordeelen kan bij voorliggend hoofd. Mej. van Tussenbroek vraagt, of zij uit de uiteenzetting van Prof. Kouwer goed heeft begrepen: I°. dat Prof. Kouwer de keering op het hoofd niet doorzet, als die moeilijk gaat, on 2 . dat het levensgevaar voor het kind bij stuitligging inde polikliniek ontstaat door het niet ter rechter tijd aanwezig zijn van verloskundige hulp, zoodat de verloskundige, die zijn zwangeren onderzoekt en zorgt, dat hij een stuitgeboorte van het begin af aan bijwoont, de prognose inde huispraktijk even gunstig kan maken als inde kliniek. Prof. Kouwer geeft dit toe, maar wijst er nog eens op, dat aan de stuitgeboorte nog andere gevaren verbonden zijn dan het directe levensgevaar voor het kind. De heer Slingenberg wijst op twee gevaren voor de moeder: inde eerste plaats de bij een I gravida haast zekere groote perineaalruptuur, inde tweede plaats meent hij, en tracht dit te verklaren, dat de stuitgeboorte bij een I para tot het ontstaan van prolapsus vaginae praedisponeert. Prof. K ouwe r beaamt het eerste; het tweede dunkt hem theoretisch geconstrueerd. De heer de Sn o o spreekt over thrombose bij kraamvrouwen1). De vraag, of wij onze kraamvrouwen vroeg zullen laten opstaan of haar den traditioneelen rusttijd zullen blijven voorschrijven, wordt voor een groot deel beheerscht door de beteekenis, die rust, resp. beweging voor het optreden van thrombose hebben. Vandaal dat in den laatsten tijd het thrombose-vraagstuk meer op den voorgrond is ') Verschijnt uitvoerig in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde.

288