van de ingewanden afhankelijk schenen te zijn, werd eerst een internist, Dr. Steens ma, geraadpleegd. Deze onderzocht de faeces, kon daarin, behalve enkele roode bloedcellen, geen afwijkingen ontdekken, maar vond een tumor, die met het genitaal-apparaat scheen samen te hangen, en verwees de patiënte daarom naar Spreker. Deze vond een weekelastisoh gezwel, dat met een steel aan de rechterzijde van den uterus verbonden was. Bij de laparotomie bleek, dat de tumor met een breeden korten steel aan de blaas verbonden was; die steel zat niet aan den uterus vast, maar lag over het ligamentum latum. De tumor ging uit van de flexura sigmoidea en was innig vergroeid met dundarmlissen. Nadat de steel van de blaas was losgemaakt werd resectie van de flexuur en van den dunnen darm gedaan. Patiënt is glad genezen. De tumor blijkt hij onderzoek een carcinoom van de flexuur te zijn, dat niet tot stenose-verschijnselen aanleiding had gegeven. In het mesenterium werden enkele vergroote lymphklieren gevonden. Spreker neemt uit dit geval aanleiding om de vraag, of het wenschelijk is vóór een buikoperatie al of niet een laxans te geven, nog eens ter sprake te brengen. De mogelijkheid, waarop men altijd verdacht dient te zijn, dat men bij de laparotomie iets anders vindt dan men verwacht, en inde noodzakelijkheid komt een darmresectie te doen, maakt het gewenscht te zorgen, dat men dan niet voor de complicatie vaneen gevulden darm komt te staan. De tumor, bestaande uiteen stuk van de flexuur, waarin een groot, circulair ontwikkeld carcinoom, dat het darmluraen vrij laat, en een stuk van den dunnen darm, wordt gedemonstreerd. Het tweede praeparaat vertoont een uterus-ruptuur. Het is afkomstig vaneen 37-jarige primigravida, die met ernstige albuminurie werd opgenomen. Nadat zij 4 dagen te bed had doorgebracht, waarbij de oedemen verdwenen en de urine-secretie toenam, trad de haring met zwakke weeën, ontijdig op. Het onvoldragen kind lag in hoofdligging; het vruchtwater was met een weinig bloed gemengd, ’s Nachts te half vier werden de harttonen slecht; te vier uur waren zij verdwenen. Er bestond volkomen ontsluiting. Daar de patiënt er slecht uit begon te zien, dacht de assistent aan bloeding achter de placenta. Daartegen pleitte evenwel, dat de uterus niet pijnlijk en niet uitgezet was, en dat het kind goed voelbaar bleef. De assistent heeft toen wel een oogenblik aan uterus-ruptuur gedacht, maar die gedachte laten varen, omdat de vrouw nergens pijnlijk was. Nadat het kind te 4 uur gestorven was, werd de toestand van de vrouw gaandeweg slechter. Pogingen tot expressie hadden slechts een matig succes; daarom werd ’s ochtends de tang aangelegd. Achter het kind volgden eenige klompen bloed; de uterus contraheerde zich goed, de placenta Tijdsein-. v. Verlosk. en Q-yn. XII. 19

281