abnormaliteit ook na de curettage aanwezig en werkzaam. Zij ligt dus buiten het slijmvlies, d.i. inden uterus-spierwand, in het kleine bekken, of elders in het organisme. Zij veroorzaakt bloedaandrang naar den uterus, en daardoor sneller regeneratie van hot slijmvlies na de bloeding en zoodoende sneller terugkeer van de bloeding. Deze voortdurende bloedtoevoer kan vaatveranderingen en dergelijke veroorzaken, die op haar beurt, als zij eenmaal bestaan, oorzaak van de te groote frequentie en overvloedigheid der bloedingen worden, en blijven, ook als de oorzaak, de abnormale bloedtoevoer, niet meer bestaat. Wordt nu liet zieke slijmvlies verwijderd, dan ontstaat een nieuw, normaal, onder normale bloedverzorging. De vrouw is na de curettage genezen. Spiekei heeft getracht voor deze mogelijkheid gronden te vinden, en gezocht naar een weg, die ons inde richting vaneen oplossing van dit vraagstuk zou kunnen voeren. Hij heeft daartoe jaren achtereen van de patiënten, die met curettage behandeld werden, den eersten en den laatsten dag van de laatste menstruatie, die vóór de curettage verschenen was, opgeteekend, en daarna de noodige gegevens van de eerste drie menstruaties na de behandeling genoteerd. Zoodoende heeft hij gegevens van 200 patiënten, en daaruit kunnen o. a. de volgende punten afgeleid worden. 1. Wanneer de vrouw voor de curettage te frequent menstrueerde, duren na de curettage de bloedingen gemiddeld langer dan bij de vrouwen, die om de vier weken menstrueerden. 2. Bij de vrouwen, die vóór de curettage te frequent menstrueerden, zijn er meer, waar de eerste menstruatie binnen vier, en meer, waar zij binnen drie weken na de curettage terugkomt, dan bij die, die vroeger om de vier weken menstrueerden. 3. De tweede menstruatie richt zich naar de eerste, en bij de vrouwen, die vroeger te frequent menstrueerden, zien wij ook nu weer de gevallen, waar de bloeding te vroeg optreedt. Er zijn er echter betrekkelijk weinig. De curettage schijnt in zeer vele gevallen succes gehad te hebben. 4. De derde menstruatie komt bij de vroeger te frequent roenstrueerende vrouwen ook nu weer meer en meer te vroeg. De curettage schijnt dus in vele gevallen slechts tijdelijk geholpen te hebben. In bovenstaande opvatting overgebracht, wil dit zeggen, dat de oorzaak van de afwijking blijkbaar ineen deel der gevallen nog aanwezig is, en dus op het na de curettage aanvankelijk normaal geregenereerde slijmvlies is blijven inwerken, en dit weer op nieuw ziek maakt. 5. Is er gecuretteerd, vlak voordat de menstruatie te verwachten

174