En nu de klinische beteekenis der gezwellen. Raadplegen wij hiervoor nevenstaande tabel van twee- en vijftig gevallen, welke helaas niet alle even nauwkeurige gegevens opleveren. In zes gevallen is eiwit inde urine gevonden, en wel éénmaal een spoor, tweemaal veel, eenmaal is eclampsie opgetreden. Daar de frequentie groot is, mogen wij hier niet zonder meer aan een toevallig samengaan denken. Wel weten wij op het oogenblik nog te weinig van de stofwisseling inde zwangerschap om een verklaring van het optreden van het eiwit te kunnen geven, later zal dit misschien wel mogelijk zijn. Geheel ondenkbaar is het niet, dat de later te bespreken stuwing inde foetale bloedbaan een grootere hoeveelheid stofwisselingsprodukten in het moederlijk bloed doet overgaan. In hoeverre het groot aantal gevallen, waar nabloeding is opgetreden of de nageboorte manueel is verwijderd, afhankelijk moet worden gesteld van het gezwel, is moeilijk te zeggen. Mogelijk is het, dat hoewel het gezwel meestal naar de foetale zijde uitpuilt, door uitgebreide nekrose en infarctvorming aan de basis van het gezwel de placenta steviger aan den baarmoederwand gehecht is dan anders. Inde beschrijvingen wordt echter nergens van bijzonderheden gewag gemaakt, welke hierin licht zouden kunnen verspreiden. Wat ons verder treft, is het groote aantal te vroeg en dood geboren kinderen, n.l. 21 resp. 17. Trekken wij hiervan diegene af, bij wie andere oorzaken in het spel kunnen zijn, n.l. twee, waar een trauma de haring deed beginnen, één, waar eclampsie optrad, en één, waar de urine 6 °/00 eiwit bevatte, en vier gemelli, dan zijn toch 18 kinderen ontijdig ter wereld gekomen. Wat is de oorzaak van dit veelvuldig vroegtijdig optreden der haring? Oefent de tumor een prikkel uit op den baarmoederwand? Dit is niet waarschijnlijk, wegens zijn ligging aan den kant der vruchtholte. Ook bij het nagaan van de grootte van het gezwel blijkt, dat er zich wel vele groote, maar ook enkele kleine gezwellen onder bevinden. Wij tasten dus ook hier in het duister. Toch zien wij bij een zeker aantal gevallen een nadeeligen invloed van het gezwel op het kind, die zich wel laat verklaren. Yan de gestorven kinderen zijn drie voldragen, waarvan één door keering en uithaling geboren is, één was gemacereerd en één had oedeem, ascites, hydrothorax, enz. Trekken wij ook hier de kinderen, waar een andere doodsoorzaak aan te wijzen is, af, n.l, twee na het trauma, één bij eclampsie, één bij nephritis, één na keering en uithaling, dan blijven nog 12 doode kinderen over. Hiervan zijn 5 kinderen spoedig na de geboorte gestorven, daar zij te onrijp waren, drie waren n.l. zes, twee zeven maanden oud. Twee kinderen waren bij de geboorte klein' en mager, ofschoon
194