van de blaas doorgesneden. Zoodra de ureter herkend was, werd hij inde blaas geïmplanteerd, wat niet veel moeite kostte, omdat hij dicht bij de blaas was afgesneden. Gelukkig kwam de genezing goed tot stand, zonder anderen hinder voor de vrouw dan een lichte cystitis, zoodat zij toch ongeveer 4 weken na de operatie de kliniek verlaten kon. Naar aanleiding van dit geval vraagt spreker het oordeel der aanwezigen betreffende den weg, dien men heeft te volgen, als bij een operatie de ureter doorgesneden wordt. Inden laatsten tijd is door sommigen de opvatting gehuldigd, dat men eenvoudig den ureter moet afbinden, en dat de nier dan vanzelf atrophieert, terwijl de andere nier de functie overneemt. Hij acht die wijze van doen niet geoorloofd, als men niet de volle zekerheid heeft, dat de andere nier gezond is. Ten slotte komt spreker nog met een enkel woord terug op do behandeling van inoperabele uteriis-oarcinomen met chloorzinkpasta. He patiënte, die hij in 1911 heeft voorgesteld, blijft het goed maken. Een ander geval, dat hij een jaar geleden heeft behandeld, gaat tot dusverre ook goed. Het betrof een 52-jarige YIH-para, die sinds een paar maanden over wat fluor klaagde (geen bloedafscheiding) en die eigenlijk kwam, omdat zij wat zakkingsgevoel had en behoefte gevoelde aan een pessarium. Bij onderzoek werd een uitgebreid carcinoom van de portio (vóór- en achterlip) gevonden, dat ook reeds op den vaginaalwand scheen over te gaan. De linker vaginaalwand was ingetrokken, het linker parametrium geïnfiltreerd, de uterus niet naar beneden te trekken. Spreker beschouwde dit dus als een inoperabel carcinoom, en besloot tot chloorzinkbehandeling. Het raikroskopisch onderzoek van de uitgekrabde brokkelige massa’s vertoonde een adeno-carcinoom van de cervix van groote raaligniteit. Spreker vertoont het afgestooten necrotische stuk en tevens het stereoskopische beeld van de portio vaginalis, zooals deze er na de genezing uitzag. De patiënte zelf was niet te bewegen zich inde vergadering te laten zien. Spreker heeft op deze therapie nog eens de aandacht willen vestigen, nu er ten opzichte van de radiotherapie weder een strooming schijnt te komen, die van minder vertrouwen in deze therapie getuigt; nu de vraag rijst, of de stralentherapie wel de groote financieele offers waard is, die zij vergt, kan het geen kwaad nog eens op de chloorzinkpasta te wijzen, als een therapie, die binnen het bereik valt van ieder medicus. Prof. Treub zegt, naar aanleiding van het vraagstuk van de behandeling van den doorgesneden ureter, dat men zijns inziens niet anders doen mag, dan den ureter inde blaas implanteeren. Het

295