dige of dubbele portio vaginalis was niet duidelijk voelbaar; omtrent de verbinding van beide hoorns viel nog niets nader mede te deelen. Patiënte kreeg den raad inde kliniek te komen bevallen en bleef daarom geregeld onder onze controle. Inden loop van dezelfde maand (juiste datum onbekend) begon patiënte vruchtbewegingen te voelen. 9 Juni 1913 werd zij weder onderzocht. De uterus had denzelfden vorm behouden, de bovenpool reikte nu halfweg navel—proo. xyphoideus sterni. Rechts boven en links iets lager vond men een hard ballotteerend groot deel en aan weerszijden den weerstand vaneen rug. Harttonen werden alleen rechts gehoord. De bekkenmaten waren als volgt: dist. spin 26'/-2 c.M., dist. crist. 30 c.M., bekkenomtrek 92 c.M., dist. tub. ischii ruim 10 c.M. Bij inwendig onderzoek werd ook nu geen portio gevoeld, doch boven de bride een soort nis, in welker top een kleine opening, voor den vingertop ontoegankelijk. De urine was normaal; geen afwijkingen aan de inwendige organen. 9 Juli bereikte de fundus uteri het niveau van den ribbenboog; wegens albuminurie werd patiënte inde kliniek opgenonien en werd melkdieet toegepast. 13 Juli waren er zelfs symptomen, die deden denken aan dreigende eclampsie; daarom waterdieet. 26 Juli kon patiënte weder ontslagen worden. Er waren nu duidelijk 2 stel harttonen. 6 Augustus evenwel werd weder eiwit inde urine aangetoond en daarom werd de vrouw weder opgenomen. Ondanks streng melkdieet week die albuminurie niet. 26 Augustus, ’s morgens half vijf, braken spontaan de vliezen. Er traden weeën op. Wij vonden ook nu een diepreikende scheiding tusschen beide uterusdeelen. De rechterhelft was omvangrijker dan de linker. Rechts lag een vrucht duidelijk in stuitligging zonder indaling; de andere vrucht lag wel in lengteligging; de fundus voelde week aan; of de inhoud een stuit dan wel een schedel was, kon niet worden gevoeld. Rechts meer naar voren en links meer naar achteren waren plaatsen van duidelijkst hoorbare harttonen met een gering frequentieverschil. Bij inwendig onderzoek vond ik een verstreken portio vaginalis, ongeveer 3 c.M. geopend; een stuit bleek ingedaald, daarnaast een hieltje. Deze behoorden dus bij de linksgelegen vrucht. Den geheelen dag waren er behoorlijke weeën in beide uterusdeelen, voor zoover waarneembaar, dikwijls ongelijktijdig in beide helften. Omstreeks middernacht waren ontsluiting en indaling volkomen geworden. 27 Augustus, 3 uur 45 min., werd, omdat er sedert een paar uren geen vooruitgang waargenomen kon worden, het kind

298