wikkeling, geen follikels van de Graaf. Enkele follikels ineen reeds vergevorderd stadium van atresie; corp. atretic. XXYH als XXYIa, doch meer ontwikkelde follikels. De ovaria XXI tot en met XXYI zijn afkomstig van pasgeboren kinderen tot die, welke den leeftijd van één jaar bereikt hebben. Yan de tot deze rubriek beboerende ovaria onderzocht Run ge er twee (1. c. p. 60 n°. 15 en 16) en wel één afkomstig vaneen kind van 3 maanden en één vaneen kind van 6 maanden. In dat van 3 maanden vond hij behalve veel prirnairfollikels, slechts weinige follikels in verdere ontwikkelingsstadia, „einigen wachsenden Fojlikeln”. Geen atret. follikels en geen corp. atretic. Ook beschrijft hij eicellen met twee kernen. Het ovarium van 6 maanden is daarentegen veel meer ontwikkeld. Behalve prirnairfollikels vond hij follikels in allerlei stadia van ontwikkeling en ook atretische follikels. Yerder schrijft hij: „Auffallend vor allen ist aber eine Reihe ganz typischer Corpora „albicantia, die sich von denen in Ovarien Erwachsener nur durch „geringere Grosse unterscheiden”. Benthin had gelegenheid een groot aantal tot deze rubriek behoorende ovaria te onderzoeken (1. c. p. 520—524 n°. 16—-34). De ovaria, afkomstig van kinderen van 2—3 en 4 weken, verschillen maar weinig van die van pasgeborenen. Hier en daar worden nog celgroepen „Eiballen und Pflüger’sche Sohlauche” aangetroffen. Weinig vergevorderde follikels, weinig atretische follikels, geen corp. atretic. Het door Benthin beschreven ovarium vaneen kind van 3 maanden, n°. 21, is heel wat sterker ontwikkeld dan dat van Runge en ook dan de door mij beschreven ovaria XXII a en b. Het door Benthin beschreven ovarium vaneen 31 maands kind, komt vrij goed overeen met geval XXII a en b van mij. Hij vond „sparlich ausgebildete corp. atretica”. De vergelijking van mijn overige tot deze rubriek behoorende ovaria met die van Benthin geeft tot geen bizondere opmerking aanleiding. Corp. atretic. worden nu overal aangetroffen. Ovaria XXYII a en h. Kind van 17 maanden, overleden aan pneumonie. XXYII a. Oppervlakkig epithelium is grootendeels bewaard gebleven, albuginea vrij goed ontwikkeld. Tamelijk veel prirnairfollikels, vrij veel follikels in jonge stadia van ontwikkeling, enkele in vergevorderde. Enkele atretische follikels; enkele corp. atretic. Ineen eitje vaneen atretischen follikel worden cellen aangetroffen. XXYII b, komt vrijwel overeen met XXYII a. De follikels bereiken echter geen van alle een hoogen graad van ontwikkeling.

169