weinig vergroot, de tonen zuiver. De constante van Ambard werd bepaald op 0,155, het bloedureum op 0,416. De uterus reikte tot even onder den navel, met een levende vrucht er in. Oedeem ontbrak. Onder rust en zoutloos dieet verdwenen de klachten nagenoeg geheel, de albuminurie daalde tot 1 °/oa, maarde bloedsdrukking bleef hoog. De bloeding hield na tien dagen geheel op. Drie weken later trad echter weder een geringe bloeding op en omstreeks 12 Juli stierf het kind, dat 24 Juli spontaan geboren werd. In die laatste dagen na den dood der vrucht was de bloedsdrukking sterk gedaald en ook de albuminurie iets verminderd. Op de diurese had dat geen invloed. Na de haring daalde de albuminurie tot een spoor, terwijl de bloedsdrukking bleef schommelen om 180 (zie fig. 11). Den 12den dag p.p. werd de constante van Ambard bepaald op 140, het bloedureum op 0,390. De placenta was zeer klein, 100 Gr. en bevatte heel veel infarcten. Drie maanden later maakte patiënte het subjectief vrij goed. Het hartwas nog iets vergroot, de 2de aortatoon klinkend, terwijl de urine wat eiwit bevatte en de bloedsdrukking 210 was. Geval XVI. 1916. Xo. 627. Yl-para, 30 jaar. Eerste 2 zwangerschappen normaal, 3de, 4de en sde5de abortus van 3,7 en 6 maanden. Inde beide laatste zwangerschappen vrij sterk oedeem en veel last van braken en hoofdpijn, met zwaar ziektegevoel, en de geboorte van doode vruchten. Wegens dezen afloop kwam patiënte de volgende maal, toen zij 5 maanden zwanger was, om raad. De urine bleek toen 13 %0 eiwit te bevatten met cylinders en de bloedsdrukking 236 te bedragen. Zij had een rood, wat vlekkerig gelaat, een regelmatigen, tragen pols, 60. liet hartwas duidelijk vergroot, zonder geruischen. Ouder rust en zoutloos dieet daalde de albuminurie aanvankelijk, om later weder te stijgen. Ook de bloedsdrukking daalde en bleef schommelen even onder 200, totdat ongeveer inde 30ste week de haring spontaan begon en een levend kind van 1089 Gr. in stuitligging geboren werd, dat eenige uren later stierf. De placenta woog 300 Gr. en vertoonde enkele infarcten en versche bloedingen. • Het kraambed was koortsvrij, de bloedsdrukking daalde tot 150, terwijl een matige albuminurie bleef bestaan (zie fig. 12). Overigens was bij vertrek den 22stmi dag p.p. de algemeene toestand bevredigend; 3 weken later was de albuminurie weder gestegen tot 3 °/oa en de bloedsdrukking tot 216. Ruim een jaar later kwam patiënte terug met 1 °/00 eiwit en een

189